de naamvallen Flashcards
1
Q
wanneer is het nominativ?
A
- onderwerp
- NSGZ
2
Q
wanneer is het akkusativ?
A
- LV
- Tijdsbepaling zonder voorzetsel
- voorzetsels
- verplaatsing
3
Q
welke voorzetsels zijn met akkusativ?
A
Durch
Ohne
Für
Gegen
Entlang
Um
Bis
4
Q
wanneer is het dativ?
A
- MV
- voorzetsels
- plaats
5
Q
voorzetsels met dativ
A
Gegenüben
Bei
Von
Aus/Auber
Nach
Seit
Mit
Zü
6
Q
A
7
Q
A