Woordenschat Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

win - winverhaal

A

beide personen hebben er baat bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

weeshuistoerisme

A

verrichten van vrijwilligerswerk bij weeshuizen in ontwikkelingslanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

contraproductief

A

iets dat niet gemakkelijk tot een resultaat komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antropologe

A

wetenschapper die zich bezig houdt met het bestuderen van het menselijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

paternalistisch

A

neiging om alles van bovenaf als een autoritaire vader te regelen en te beslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voluntourism

A

vrijwilligerstoerisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dubieus

A

twijfelachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

expertise

A

iemand met kennis en vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kwalificatie

A

geschikt voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

exporteren

A

het uitvoeren van goederen, planten, dieren, … naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

solidair

A

elkaar steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nobel

A

met goede bedoelingen, eerlijke bedoelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geprivilegieerd

A

bevoorrecht, elitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de wind van voren krijgen

A

kritiek krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zich kanten tegen

A

ontkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitwassen

A

uitspatting, iets wat fout is gelopen

17
Q

opschorten

A

uitstellen

18
Q

flagrante

A

overduidelijke

19
Q

satirische

A

spottend

20
Q

diaspora - jongeren

A

verspreiding van jongeren

21
Q

egards

A

aandacht

22
Q

fungeren

A

dienst doen

23
Q

accuraat

A

iemand die zeer nauwkeurig precies en zorgvuldig werkt

24
Q

assertief

A

iemand die op een beleefde manier kan opkomen voor zichzelf

25
Q

communicatief

A

iemand die gespreksvaardig is, die goed kan overleggen met anderen

26
Q

discreet

A

iemand die bedachtzaam, voorzichtig of tactvol is

27
Q

dynamisch

A

iemand die actief, daadkrachtig is

28
Q

empatisch

A

iemand die zich goed kan inleven in de wereld van een ander

29
Q

flexibel

A

iemand die zich gemakkelijk aanpast aan een veranderende situatie

30
Q

kunstzinnig

A

iemand die creatief is, artistiek te werk gaat

31
Q

punctueel

A

iemand die stipt werkt, deadlines gemakkelijk haalt