Woordenschat: H5: Politiek Flashcards
monarchie
koninkrijk waar de macht van de koning beperkt wordt door de
grondwet
republiek
heeft een president als staatshoofd
federale staat
overkoepelende staat met verschillende aparte staten (= deelstaten)
deelstaten
hebben elk hun eigen bestuur en wetten
gemeenschappen
Nederlandstalige, Franstalige en Duitstalige (= taal)
gewesten
Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk (= streek)
faciliteitengemeente
een gemeente in de omgeving van Brussel of langs de taalgrens met officiële
voorzieningen voor een taalminderheid
kernkabinet
vergadering van de premier, de vicepremiers en een of meer ministers die bevoegd
zijn voor de onderwerpen die op de agenda staan. Een kernkabinet bereidt de werkzaamheden voor van
de ministerraad. Vooral voor beslissingen met grote budgettaire gevolgen komt eerst het kernkabinet
samen
ministerraad
college / vergadering van ministers
interpellatie
een vraag om inlichtingen
motie van wantrouwen
uitspraak van de
kamer waarin het beleid (van een minister of het hele kabinet) wordt afgekeurd
bilateraal
wederzijds bindend
unilateraal
eenzijdig, van één zijde of partij
uitgaand
minister-president
in Nederland: premier (hoofd van de regering), in België: hoofd
van een van de deelregeringen
eerste minister
hoofd van de (federale) regering
separatistisch
die ijveren voor een afscheiding van een bepaalde staat
autonoom
onafhankelijk
lijsttrekker
staat op de eerste en meest verkiesbare plaats
lijstduwer
staat
helemaal onder aan de kieslijst
autocratie
onbeperkte alleenheerschappij;