Woordenschat: H18: Algemene woordenschat Flashcards

1
Q

minutieus

A

tot in de puntjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lumineus

A

schitterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dubieus

A

twijfelachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

desastreus

A

rampzalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tendentieus

A

opzettelijk misleidend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tumultueus

A

rumoerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vicieus

A

noodlottig, iets herhaalt zich of keert terug op een schadelijke manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

delicieus

A

overheerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mysterieus

A

geheimzinnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ambitieus

A

ijverig, gedreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

furieus

A

woedend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

officieus

A

niet officieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gracieus

A

heel sierlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pretentieus

A

hooghartig, iemand die de neiging heeft zichzelf als belangrijker voor te doen dan ze werkelijk zijn, of die zichzelf opschepperig presenteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ingenieus

A

verwijst naar iets wat heel slim, vernuftig of vindingrijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

copieuze

A

uitgebreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

implementeren

A

in gebruik gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

convoceren

A

bijeengeroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

preciseren

A

nauwkeuriger beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

evoceren

A

oproepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

tolereren

A

accepteren, gedogen, verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

delegeren

A

verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

intimideren

A

bangmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

rebelleren

A

in opstand komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

domineren

A

overheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

draineren

A

ontwateren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

marchanderen

A

pingelen, onderhandelen, vooral op een manier waarbij men probeert een overeenkomst te bereiken door compromissen te sluiten, vooral over de prijs van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

ventileren

A

luchtten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

zich vergalopperen

A

onvoorzichtige beslissingen, het maken van een fout door overhaaste acties, het nemen van te veel risico’s of het zich inlaten met iets waar men eigenlijk niet voldoende kennis van heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

exciteren

A

ophitsen, opwinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

evacueren

A

elders ondergebracht worden, ontruimen van een gebied of een gebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

escaleren

A

erger worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

pareren

A

reageren op de opmerkingen of argumenten van iemand met tegenargumenten, verklaringen of acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

genereren

A

voortbrengen van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

transformeren

A

veranderen

36
Q

bagatelliseren

A

het minimaliseren of kleiner maken van iets wat eigenlijk belangrijk of ernstig is.

37
Q

bravoure

A

lef

38
Q

anomalie

A

onregelmatigheid

39
Q

discrepantie

A

verschil, afwijking

40
Q

empathie

A

vermogen om zich in te leven, medeleven

41
Q

melancholie

A

droefgeestigheid, een gemoedstand die neigt naar depressie

42
Q

boutade

A

Een boutade is eigenlijk gewoon een pittige opmerking die vaak verrassend of scherp is. Stel je voor dat het een snelle, gevatte reactie is die meestal slim of grappig is. Het kan een opmerking zijn die onmiddellijk opkomt in een gesprek en die mensen verrast of doet lachen vanwege zijn scherpheid of humor.

43
Q

revelatie

A

ontdekking

44
Q

respons

A

antwoord

45
Q

consternatie

A

een staat van opwinding, verwarring of verstoring die wordt veroorzaakt door een onverwachte gebeurtenis of situatie

46
Q

drogreden

A

valse redenering

47
Q

sporadisch

A

zelden

48
Q

xenofoob

A

Haat of angst voor vreemdelingen of buitenlanders, bang voor alles wat vreemd is

49
Q

exhaustief

A

volledig

50
Q

corpulent

A

dik, zwaarlijvig

51
Q

malafide

A

onbetrouwbaar

52
Q

combattief

A

strijdlustig

53
Q

mathematisch

A

wiskundig

54
Q

expliciet

A

uitdrukkelijk

55
Q

hilarisch

A

erg grappig

56
Q

abrupt

A

plots

57
Q

abominabel

A

verschrikkelijk, slecht

58
Q

adequaat

A

correct, passend, op de juiste manier

59
Q

aanvankelijk

A

in het begin, bij aanvang

60
Q

ambigu

A

dubbelzinnig

61
Q

beduidend

A

aanzienlijk, zo groot of belangrijk dat je het niet kunt negeren

62
Q

particulier (+ antoniem)

A

Particulier” betekent simpelweg iets dat eigendom is van een individu of een privépersoon, niet van de overheid of een bedrijf. <-> publiek

63
Q

artisanaal (+antoniem)

A

het met de hand maken van een product, zonder machines <-> machinaal

64
Q

superieur (+ antoniem)

A

beter, van hogere rang, van hogere kwaliteit <-> inferieur

65
Q

progressief (+antoniem)

A

vooruitstrevend <-> reactionair (verwijst naar het verlangen om terug te keren naar of het behouden van traditionele, conservatieve ideeën en structuren)

66
Q

labiel (+antoniem)

A

wanneer zijn of haar stemmingen zeer wankelbaar zijn, en dus snel wisselen <-> stabiel

67
Q

chronologisch (+antoniem)

A

naar tijdsvolgorde <-> willekeurig

68
Q

acuut (+antoniem)

A

plotseling, direct, dringend <-> chronisch (langdurig, slepend)

69
Q

egoïstisch (antoniem)

A

wie alleen aan zichzelf denkt <-> altruïstisch (belang of het welzijn van anderen vooropstelt boven dat van zichzelf)

70
Q

historisch (+ antoniem)

A

betrekking hebbend op de geschiedenis <-> hedendaags

71
Q

rigide (+ antoniem)

A

streng of strak <-> flexibel

72
Q

aan hetzelfde zeel trekken

A

samenwerken

73
Q

spaak lopen

A

mislukken

74
Q

kant noch wal raken

A

compleet onzinnig

75
Q

het onderspit delven

A

verliezen

76
Q

het tij keren

A

voor verandering zorgen

77
Q

met vuur spelen

A

gevaarlijk doen

78
Q

het mes op de keel zetten

A

bedreigen

79
Q

met vallen en opstaan

A

niet zonder fouten te maken

80
Q

er de brui aan geven

A

opgeven

81
Q

niet onder stoelen of banken steken

A

het niet verbergen van iets

82
Q

er de kantjes vanaf lopen

A

weinig doen, niet je best doen, zo min mogelijk uitvoeren

83
Q

het heft in eigen handen nemen

A

zelf op zoek gaan naar oplossingen

84
Q

achter de hand houden

A

iets in reserve houden tot je het nodig hebt of tot het juiste moment

85
Q

er met zijn pet naar gooien

A

niet echt je best doen, geen moeite doen

86
Q

met een kluitje in het riet sturen

A

wanneer iemand opzettelijk wordt misleid of om de tuin wordt geleid, meestal door vage of ontwijkende antwoorden te geven of door de kern van een zaak te vermijden. Het betekent dat iemand niet direct antwoord krijgt op een vraag of niet de duidelijkheid ontvangt waar hij of zij om vraagt,