Woordenschat 24 November Flashcards

1
Q

De tegenstander

A

Degene van wie je probeert te winnen⭐️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De favoriet

A

De persoon die bijna zeker zal winnen🏆

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Succesvol zijn

A

Erg veel bereiken⛹🏼

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bezitten

A

Hebben🍩

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beledigen

A

Iets zeggen of doen waardoor je iemand heel boos maakt of pijn doet😭

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De leugen

A

Iets wat niet waar is.❌

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De uitslag

A

Wat het uiteindelijk geworden is, de afloop🏁

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ergens vanaf willen

A

Iets niet meer willen😟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De komende tijd.

A

De tijd die er nu aankomt🕐

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zich voorbereiden op

A

Zorgen dat je er klaar voor bent🤓

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly