Woordenlijst Les 5 Flashcards

1
Q

Mijn vader is heel _______ en kan zware dingen tillen.

(groot en stevig)

A

fors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De brug was erg ______, dus we moesten voorzichtig lopen.

(smal en dun)

A

iel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het cadeau was zo ______ dat hij een beetje teleurgesteld keek.

(erg klein en niet belangrijk)

A

miezerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb een ______ auto gezien die zelfs in de kleinste parkeerplek past.

(klein)

A

mini

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In het museum staat een dinosaurus ______, het was indrukwekkend!

(net zo groot als in het echt)

A

op ware grotte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het meisje droeg een ______ kettinkje met een klein hartje eraan.

(heel klein en teer)

A

pietepeuterig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het nieuwe winkelcentrum is zo ______ dat je erin kunt verdwalen.

(erg groot)

A

reusachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kun je de tekst op mijn scherm ______? Ik kan het niet goed lezen.

(groter maken)

A

vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kun je het lettertype op mijn computer ______? Het is te groot.

(kleiner maken)

A

verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De berg is ______.

(heel groot, enorm)

A

kolossaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly