woordenlijst deel 2 Flashcards
kazerne
zelfstandig naamwoord=gebouw voor soldaten, brandweer
krioelen
werkwoord= zich in alle richtingen door elkaar bewegen, wemelen
(koorts)blos-
blossen
zelfstandig naamwoord= rode kleur van de wangen
onrustwekkend
bijvoeglijk naamwoord= onrustbarend, zorgwekkend
razzia-razzia’s
zelstandig naamwoord= actie waarbij op grote schaal mensen worden opgepakt
gieren
werkwoord= zich snel, fluitend of huilend voortbewegen
kik-kikken
zelfstandig naamwoord= flauw keelgeluid
tongval-tongvallen
zelfstandig naamwoord= dialect, accent waarmee je spreekt
recent
bijvoeglijk naamwoord= nog niet lang geleden, onlangs
objectief
bijvoeglijk naamwoord= op basis van geiten, los van eigen mening of interpretatie
subjectief
bijvoeglijk naamwoord= niet gebaseerd op feiten, met eigen meningen
fabel-fabels/ fabelen
zelfstandig naamwoord= verzinsel, korte vertelling waarin dieren of dingen als handelende personen optreden en met een boodschap waaruit je iets kunt leren
pinnig
bijvoeglijk naamwoord= scherp, fel, bits
column-columns
zelfstandig naamwoord= regelmatige (min of meer kritische en op een vaste plaats verschijnende) bijdrage in een krant of een weekblad
hoax-hoaxen
zelfstandig naamwoord= engels woord voor nep, bedrog, oplichterij, broodjeaapverhaal, vals bericht
universeel
bijvoeglijk naamwoord= over de hele wereld
definitie-definities
samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip, zodat het niet met een ander verward kan worden, begripsbepaling
groef-groeven
inkerving, rimpel
forensisch
bijvoeglijk naamwoord= gerechtelijk
delict-delicten
zelstandig naamwoord= strafbaar feit
plaats delict-plaatsen delict
zelfstandig naamwoord= plaats waar een strafbaar feit heeft pllaatsgevonden
mysterie
zelfstandig naamwoord= onbegrijplijk iets, raadsel
pistool
zelfstandig naamwoord= vuistvuurwapen voor korte afstand
chemicaliën
scheikundige stoffen