woordenlijst 4 Flashcards

1
Q

aanboren

A

beginnen te gebruiken, starten met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het
achtergrondartikel

A

Een artikel waarin de journalist de achtergrond van een nieuwswaardig feit belicht. Er wordt vooral gefocust op het ‘waarom’ en het ‘hoe’ van het nieuwsfeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anticiperen

A

vooruitlopen op bepaalde zaken, rekening houden met wat er in de toekomst kan gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de associatie

A

verbinding van verschillende gedachten of gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de bevinding

A

vaststelling, iets wat je (na onderzoek) te weten komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cognitief

A

wat te maken heeft met leren of de werking van ons brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de column

A

persoonlijke mening in een krant of tijdschrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

consolideren

A

vastzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de consument

A

klant, gebruiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cruciaal

A

beslissend, bepalend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de cue

A

teken, aanwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de data

A

gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

D-day

A

Figuurlijk betekent dit: een heel belangrijke dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de drenkeling

A

iemand die uit een schip valt in volle zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een beroep doen op

A

gebruiken, de hulp inroepen van (uitdrukking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ergens niet om malen

A

ergens niet om geven, iets niet erg vinden (uitdrukking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ergens niet van
gediend zijn

A

niet willen (uitdrukking)

18
Q

de etymologie

A

Etymologie verklaart de herkomst van woorden.

19
Q

de fraude

A

vervalsing, bedrog

19
Q

fysiologisch

A

wat te maken heeft met processen in het lichaam

20
Q

honderduit

A

continu, enthousiast en zonder ophouden

21
Q

de impact

A

effect, invloed

22
Q

initieel

A

in het begin, aanvankelijk

23
Q

inclusief

A

met inbegrip van, meegerekend

24
Q

kampen met

A

te maken hebben met

25
Q

het nieuwsartikel

A

Een artikel waarin een nieuwswaardig feit of recente gebeurtenis wordt belicht.

26
Q

nijdig

A

scherp, boos

27
Q

nuanceren

A

minder zwart-wit bekijken, met meer detail bespreken

27
Q

het opiniestuk

A

Een artikel waarin een auteur zijn of haar mening uitdrukt over het onderwerp, vaak in een zakelijke stijl.

27
Q

over de nek gaan

A

overgeven

28
Q

het peloton

A

Term uit het wielrennen die gebruikt wordt om een grote groep renners te beschrijven.

29
Q

potentieel

A

mogelijk, met de kans dat je … krijgt

30
Q

het principe

A

uitgangspunt, beginsel

31
Q

de recensie

A

een bespreking en beoordeling van een culturele uiting

32
Q

het recht op inzage

A

Een organisatie moet jou binnen een bepaalde termijn kunnen informeren over de gegevens die ze van jou hebben.

33
Q

de reportage

A

een ooggetuigenverslag van een journalist over een bepaald onderwerp

34
Q

significant

A

betekenisvol, iets wat niet voortkomt uit toeval

35
Q

spontaan

A

uit zichzelf, zonder verplichting

36
Q

terloops

A

tussendoor, vluchtig

37
Q

toonaangevend

A

leidend, richtinggevend

38
Q

verstrekken

A

geven, delen

39
Q

verwerven

A

verkrijgen (na inspanning)