Woordenlijst 21 Flashcards
1
Q
Discussiëren
A
Discuss
2
Q
Oplossen
A
Solve
3
Q
Iets uitwerken, oplossen
A
Work somthing out
4
Q
Maken, repareren
A
Fix, repair
5
Q
Communiceren
A
Communicate
6
Q
Klagen
A
Complain
7
Q
Overtuigen
A
Convince
8
Q
Beslissen
A
Decide
9
Q
Uitleggen
A
Explain
10
Q
Onderzoek doen
A
De research
11
Q
Herkennen
A
Recognise
12
Q
Inspireren
A
Inspire
13
Q
Vergelijk
A
Compare
14
Q
Beschrijven
A
Describe
15
Q
Verwerken
A
Process
16
Q
Reizen
A
Travel
17
Q
Wandelen
A
Hike
18
Q
Plannen
A
Plan
19
Q
Boeken
A
Book
20
Q
Bestemming
A
Destination
21
Q
Vliegtuig
A
Airplane
22
Q
Hostel, jeugdherberg
A
Hostel
23
Q
Bekende plek, bekend gebouw
A
Landmark
24
Q
Reis met de auto
A
Road trip
25
Q
Essentieel, belangrijk
A
Essential
26
Q
Klacht
A
Complaint
27
Q
Klantenservice
A
Customer service
28
Q
Motel
A
Motel
29
Q
Voorzieningen
A
Amenities
30
Q
Receptionist
A
Receptionist