Basiswoordenlijst Examen! Flashcards
1
Q
In staat, bekwaam
A
Able (ability)
2
Q
Misbruik maken van
A
To abuse
3
Q
Misbruik; mishandeling
A
Abuse
4
Q
Toegang
A
Access
5
Q
Toegankelijk
A
Accessible (accessibility)
6
Q
Onderbrengen, huisvesten
A
To accommodate (accommodation)
7
Q
Vergezellen, begeleiden
A
To accompany (accompaniment)
8
Q
Volbrengen, presteren
A
To accomplish (accomplishment)
9
Q
Volgens
A
According to
10
Q
Verslag doen van
A
To account (account)
11
Q
Verklaren
A
To account for
12
Q
Beschuldigen
A
To accuse (accusation)
13
Q
Pijn doen
A
To ache
14
Q
Presenteren; bereiken
A
To achieve (achivement)
15
Q
Erkenen
A
To acknowledge (achnowledgement)
16
Q
Verwerven
A
To acquire (acquistion)
