Woorden les 6 Flashcards
1
Q
amare
A
houden van, liefhebben
2
Q
bellum
A
oorlog
3
Q
celebrare
A
(feest)vieren
4
Q
cupere, cupio
A
graag willen, verlangen
5
Q
dux, duces
A
aanvoerder, leider
6
Q
equus
A
paard
7
Q
exspectare
A
wachten (op), verwachten
8
Q
forum
A
forum, marktplaats
9
Q
fugere, fugio
A
vluchten
10
Q
gerere
(1. 2.)
A
- dragen
- voeren
11
Q
interea
A
intussen
12
Q
narrare
A
vertellen
13
Q
num
A
(toch) zeker niet
14
Q
pro + …
(1. 2.)
A
+acc
1. voor
2. in plaats van
15
Q
prope + …
A
+acc
dichtbij