Woorden Fortuna Les 4 Flashcards
necat
neca-re
(hij) doodt
doden
lacrimat
lacrima-re
(hij) huilt
huilen
ambulat
ambula-re
(hij) wandelt
wandelen
videt
vidē-re
(hij) ziet
zien
ducit
duc-e-re
(hij )leidt, (hij) brengt
leiden, brengen
cogitat
cognosc-e-re
(hij) denkt (aan), overweegt
(na) denken, overwegen
facit
facere , facio
(hij) maakt, (hij) doet
maken, doen, ik maak
cupit
cupere, cupio
(hij) verlangt (naar), (hij) begeert
verlangen naar, begeren
sum
es
est
sumus
estis
sunt
(ik) ben
(jij) bent
(hij/zij/het) is
(wij) zijn
(jullie) zijn
(zij) zijn
cognoscit
leert kennen
puella
acc: puellam
(het) meisje
gloria
acc: gloriam
(de) roem, (de) eer
silva
acc: silvam
(het) bos
aqua
acc: aquam
(het) water
causa
acc: causam
(de) reden, (de) oorzaak
vir
acc: virum
(de) man
fluvius
acc: fluvium
(de) rivier
morbus
acc: morbum
(de) ziekte
filius
acc: ev filium
Non mv filii
(de) zoon
(de) zonen