Woorden Fortuna Les 3 Flashcards
1
Q
Amat
A
(Hij/zij/het) houdt van
2
Q
Servat
A
(Hij/zij/het) beschermt, bewaart, behoudt
3
Q
Regnat
A
(Hij/zij/het) regeert, heerst
4
Q
Habitat
A
(Hij/zij/het) (be)woont
5
Q
Curat
A
(Hij/zij/het) zorgt voor
6
Q
Sedet
A
(Hij/zij/het) zit
7
Q
Timet
A
(Hij/zij/het) vreest, is bang (voor)
8
Q
Habet
A
(Hij/zij/het) heeft
9
Q
Mittit
A
(Hij/zij/het) stuurt, zendt
10
Q
Defendit
A
(Hij/zij/het) beschermd, verdedigt
11
Q
Vincit
A
(Hij/zij/het) overwint
12
Q
Relinquit
A
(Hij/zij/het) verlaat, laat achter
13
Q
Pervenit
A
(Hij/zij/het) komt aan, bereikt
14
Q
Est
A
(Hij/zij/het) is
15
Q
dea
acc: deam
A
(de) godin