woorden 9-27 Flashcards

1
Q

Herhaling Repetitio

A

woorden/zinnen herhaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overdrijving hyperbool

A

op een overdreven manier iets beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

woordspeling

A

een woord opzettelijk zo gebruiken zodat je dubbelzinnigheid hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vergelijking

A

Bepaalde zaak/begrip vergeleken met andere zaak/begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metafoor

A

geen vergelijking, maar vervangt de gewone naam voor zaak/begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verpersoonlijking / personificatie

A

kenmerken van levendwezend aan mens geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spreekwoord

A

ALTIJD zelfde woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitdrukking

A

zegswijze
kan worden aangepast
tijd kan aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gezegdes

A

zinsdeel dat op meerdere plaatsen kan staan
ww + ond kunnen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

woorden/zinnen herhaald

A

herhaling/repetitio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op een overdreven manier iets beschrijven

A

hyperbool / overdrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een woord opzettelijk zo gebruiken zodat je dubbelzinnigheid hebt

A

woordspeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bepaalde zaak/begrip vergeleken met andere zaak/begrip

A

vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

niet vergeleken, maar vervant de gewone naam voor zaak/begrip

A

metafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken van levendwezend aan mens geven

A

personificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ALLE TEKSTDOELEN (6)

A
  • informeren
    -diverteren
    -emotie oproepen
  • overtuigen
  • activeren
  • instrueren
17
Q

ALLE TEKSTSOORT

A
  • informatieve tekst
  • diverterende tekst
  • emotionele tekst
  • persuaive tekst
  • instructieve tekst
  • activerende tekst