Wiskunde TJ H1,H2 Flashcards

1
Q

Wat is het klassieke voorschrift van een 2degraadsfunctie?

A

f(x)= ax²+bx+c met a ≠ nul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het α en β voorschrift van een 2degraadsfunctie?

A

f(x)= a(x-α)²+β

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de formule van β in het voorschrift van een 2degraadsfunctie?

A

β= 4ac-b²/4a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de formule van α in het voorschrift van een 2degraadsfunctie?

A

α= -b/2a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de formule van de top (T)?

A

T= (α,β)
T= (-b/2a, f-b/2a)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is a in het functievoorschrift van de 2degraadsfunctie?

A

richtingscoëfficiënt
a= Δy/Δx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het de formule van de discriminant?

A

D= b²-4ac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de formule voor de wortels te berekenen?

A

X¹=-b+√D/2a
X²=-b-√D/2a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

a²-b²=
(merkwaardig product)

A

a²-b²=(a-b)(a+b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(a±b)=
(merkwaardig product)

A

(a±b)= a²±2ab+b²

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

som=
product=

A

som= -b/a
product = c/a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ax²+bx+c=
(wortels)

A

ax²+bx+c= a(x-x¹)(x-x²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van een functie? (in woorden)

A

Een functie is een verband tussen twee variabelen waarbij voor elke waarde van de onafhankelijke variabele hoogstens één waarde voor de afhankelijke variabele bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

x is de … variabele

A

x is de onafhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

y is de … variabele

A

y is de afhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

difinitie van het domein van een functie

A

Het domein van een functie f is de verzameling van alle invoerwaarden waarvoor een functiewaarde bestaat.

17
Q

Als je het domein zoekt van een functie en je hebt het functievoorschrift, waar moet je dan op letten?
(2degraadsfuncties, asymptoot)

A
  • als er een breuk is moet de noemer verschillend zijn van 0
  • als er een √ is moet het onder de vierkantswortel + zijn
18
Q

Wat is een nulwaarden?

A

De x-waarden waarvoor de functiewaarde 0 is.
Het is de oplossing van de vergelijking f(x)=0

19
Q

Wat zijn nulpunten?

A

De gemeenschappelijke punten van de grafiek met de x-as. (coördinaat)

20
Q

Wat is een relatief minimum?

A

De laagste waarde in zijn omgeving.

21
Q

Wat is een absoluut minimum?

A

De laagste waarde van de functie.

22
Q

Wat is een even functie? (symbolen)

A

∀ x ∈ dom f: f(-x) = f(x)

23
Q

Wat is een oneven functie? (symbolen)

A

∀ x ∈ dom f: f(-x) = -f(x)

24
Q

Wat is een even functie? (woorden)

A

Als de symmetrieas de y-as is.

25
Q

Wat is een oneven functie? (woorden)

A

Als het symmetriemiddelpunt de oorsprong is.

26
Q

limiet notatie

A

lim{x→-∞} f(x)=+∞

27
Q

asymptoot = 2 in limietnotatie

A

lim{x→+∞} f(x)=2

28
Q

voorbeeld horizontale asymptoot
voorbeeld verticale asymptoot
voorbeeld schuine asymptoot

A

HA met vergelijking y=2
VA met vergelijking x=5
SA met vergelijking y= -x+3

29
Q

definitie periodieke functie (symbolen)

A

een functie f is periodiek ⇔ ∃ p ∈ ℝo+, ∀ x ∈ dom f: f(x+p) = f(x)

30
Q

g(x) =f(x-c) (verschuivingen)

A

horizontaal verschuiven naar rechts (als c>0) of naar links (als c<0) over een afstand van |c|eenheden

31
Q

g(x) =f(x) +d

A

verticaal verschuiven naar boven (als d>0) of naar beneden (als d<0) over een afstand van |d| eenheden

32
Q

Een veeltermfunctie van de n-degraad, met n ≥ 1, heeft maximaal … nulwaarden.

A

Een veeltermfunctie van de n-degraad, met n ≥ 1, heeft maximaal n nulwaarden.

33
Q

(x-1)(x+5)(x+3)

A

x-1=0 of x+5=0 of x-3=0

34
Q

De rest van de deling van de veelterm f(x) door x-a is gelijk aan f(a). (geen antwoord)

A

geen antwoord

35
Q

Als a een nulwaarde van een veeltermfunctie f is,… een factor in de ontbinding van f(x).

A

Als a een nulwaarde van een veeltermfunctie f is, dan is x-a een factor in de ontbinding van f(x).

36
Q

euclidische deling

A

deeltal = deeler x quotiënt (+ rest)
f(x) = d(x) x q(x) (+ r)