Werkwoorden oefening Flashcards

1
Q

aantreffen (voltooide en verelden tijd)

A

ik trof aan, wij troffen aan; hij heeft aangetroffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aantreffen (presens)

A

ik tref aan, jij treft aan, wij treffen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bakken (voltooide en verelden tijd)

A

ik bakte, wij bakten; hij heeft gebakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bakken (presens)

A

ik bak, jij bakt, wij bakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beginnen (voltooide en verelden tijd)

A

ik begon, wij begonnen; hij is begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beginnen (presens)

A

ik begin, jij begint, wij beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begraven (voltooide en verelden tijd)

A

ik begroef, wij begroven; hij heeft begraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

begraven (presens)

A

ik begraaf, jij begraaft, wij begraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly