H8 Woordenlijst - Synoniemen Flashcards

1
Q

ijverig

A

actief, enthousiast, ambitieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onderaan

A

naar beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fanatiek

A

erg enthousiast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het koor

A

groep van zingende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de kunstijsbaan

A

plaats waarin je kunt schaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de moestuin

A

tuin voor eetbare planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zich ontspannen

A

rustig worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tussendoor

A

tussen tween andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verdwalen

A

je weg kwijtraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de verzorging

A

zorg, behandeling, onderhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

begraven

A

onder de aarde leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bruisend

A

levendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het diner

A

officieel avondeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eeuwenoud

A

honderded jaren oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het gedeelte

A

deel, stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

helder

A

als je door iets heen kunt kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

indrukwekkend

A

opvallend, machtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de kont

A

billen (spreektaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de kust

A

langs een zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

landelijk

A

nationaal; rustiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de lieverd

A

schat, lieveling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de luchthaven

A

vliegveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het meer

A

grote hoveelheid water in een landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de middeleeuwen

A

periode tussen het jaar 500 en 1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ontdekken

A

vinden voor de eerste keer, leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de overnachting

A

logeren voor een nacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

de rots

A

grote steen als deel van een landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

schitterend

A

heel erg mooi

29
Q

vanuit

A

van ergens naar ergens

30
Q

verblijven

A

logeren; wonen voor een periode

31
Q

vormen

A

zijn; laten ontstaan

32
Q

zeilen

A

varen met een zeilboot

33
Q

zich aanmelden

A

zich inschrijven

34
Q

belasten

A

iets dat je vervoor (vooral een letterlijke betekenis); laten betaling voor belasting

35
Q

boksen

A

vechten met je vuisten als sport

36
Q

de onzin

A

nonsens, iets belachelijk

37
Q

trainen

A

regelmatig oefenen

38
Q

het aanbod

A

wat wordt gegeven (in het algemeen)

39
Q

de bladzijde

A

pagina

40
Q

het geloof

A

overtuiging dat iets waar is

41
Q

de indeling

A

verdeling in onderdelen

42
Q

zich presenteren

A

introduceren; laten zien

43
Q

schaars

A

minder dan vroeger; minder dan wat je nodig hebt

44
Q

de voldoening

A

tevreden gevoel

45
Q

concluderend

A

afsluitend

46
Q

maatschaapelijk

A

heeft te maken me samenleving

47
Q

genoegen nemen met

A

accepteren als genoeg

48
Q

in beslag nemen

A

veel tijd of ruimte kosten; afpakken als iets verboden is

49
Q

opgaan aan

A

besteden aan

50
Q

zitten op

A

meedoen

51
Q

kennismaken met

A

voor de eerste keer ontmoeten

52
Q

omringen door

A

iets is om je heen

53
Q

rijk zijn aan

A

hebben veel van

54
Q

ervaring hebben met

A

je gebruikte iets of deed iets

55
Q

geschikt zijn voor iets

A

het lukt wel met iets

56
Q

bijkomen van

A

herstellen van

57
Q

leiden tot

A

als resultaat hebben

58
Q

lijden aan

A

hebben last van (een ziekte)

59
Q

lijken op

A

overeenkomst vertonen met iets

60
Q

betrokken zijn bij

A

hebben een relatie; bezorgd over iets

61
Q

bijdragen aan

A

doen of geven om iets te laten lukken

62
Q

eisen stellen aan

A

precies vragen aan

63
Q

van kinds af (aan)

A

sinds je kind was

64
Q

het waard zijn

A

je krijgt iets goed voor de kosten; hoe duur iets is

65
Q

je hart ophalen

A

genieten van iets

66
Q

met volle teugen genieten van

A

genieten heel erg van…je inademt

67
Q

aan de slag (kunnen)

A

starten; laten we beginnen

68
Q

baat hebben bij iets

A

positief effect

69
Q

op stap gaan

A

gaan samen iets doen