Werkwoorden, daarvna afgeleide woorden, bijvoeglijk naamwoorden Flashcards
plastiek
nieuw maken, reconstrueren van
palperen
betasten
toucheren inwendig
betasten van een lichaamsholte
parcuteren/perucssie
bekloppen
ausculteren/auscultatie
beluisteren
laxeren/laxatie
losmaken
fixeren/fixatie
vastmaken
sederen/sedatie
kalmeren
puncteren/punctie
aanprikken
vomeren
braken
mictie
urineren
contraheren
samen trekken
relaxatie
ontspanning
extirpatie
totale wegneming van een lichaamsdeel of gezwel
augmentatie
vermeerdering
dextra
rechts
sinistra
links
somatisch
lichamelijk
acuut
plots beginnend, snel verlopend
chronisch
langzaam, slepend verloop
benigme
goedaardig (gezwel)
maligne
kwaadaardig (gezwel)
latent, occult
verborgen
congenitaal
aangeboren
remissie
verminderen
intermitterend
met tussenpozen verschijnend
prospectief
vooruit kijkend
retrospectief
terugkijkend