Werkwoorden Flashcards
1
Q
aller
A
gaan
2
Q
avoir
A
hebben
3
Q
être
A
zijn
4
Q
faire
A
doen / maken
5
Q
venir
A
komen
6
Q
revenir
A
terugkomen
7
Q
tenir
A
houden, vasthouden
8
Q
retenir
A
onthouden
9
Q
acheter
A
kopen
10
Q
adorer
A
heel veel houden van
11
Q
aider
A
helpen
12
Q
aimer
A
houden van
13
Q
s’appeler
A
heten
14
Q
arriver
A
aankomen
15
Q
bronzer
A
bruinen