P.191-192-193 Flashcards
1
Q
georganiseerd
A
organisé(e)
2
Q
klaar
A
prêt
3
Q
bijzonder
A
spécial(e)
4
Q
eerst
A
d’abord
5
Q
vervolgens / dan
A
ensuite
6
Q
tegenover
A
en face de
7
Q
vervolgens / nadien
A
puis
8
Q
alles
A
tout
9
Q
naar boven brengen
A
monter
10
Q
vullen
A
remplir
11
Q
naast
A
à côté de
12
Q
rechts van
A
à droite de
13
Q
links van
A
à gauche de
14
Q
na (tijd)
A
après
15
Q
voor (tijd)
A
avant
16
Q
laten we beginnen met
A
Commeçons par
17
Q
in
A
dans
18
Q
achter (plaats
A
derrierè
19
Q
voor (plaats)
A
devant
20
Q
slapen als een roos
A
dormir comme un ange
21
Q
tegenover
A
en face de
22
Q
tussen
A
entre
23
Q
ik ben klaar voor
A
je suis prêt(e) pour
24
Q
ik ga goed slapen
A
je vais bien dormir
25
Q
op de juiste plaats staan
A
être à la bonne place
26
Q
daar, juist voor
A
là, juste devant