werking van het oog Flashcards
1
Q
lichtbreking
A
lucht - hoornvlies - oogvocht - ooglens - glasachtig lichaam
2
Q
accomondatie
A
scherpstellen in functie van de afstand van waar het voorwerp staat waar je naartoe kijkt
3
Q
scherpstellen veraf
A
beeld: omgekeerd, verkleind
kringspieren (straallichaam): ontspannen
lensbandjes: strak
ooglens: minder bol
4
Q
scherpstellen dichtbij
A
beeld: omgekeerd, verkleind
kringspieren (straallichaam): opgespannen
lensbandjes: los
ooglens: boller
5
Q
nabijheidspunt
A
kleinste afstand waarop je een voorwerp scherp kan zien
oogbal heeft de meest bolle vorm
hoe ouder, hoe verder