Week 9 - HC Flashcards

1
Q

Wat is beroepsethiek?

A

Een vorm van ideologie die passend is bij het beroep van een professional. Profesionele, persoonlijke en functionele verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heet het wanneer de persoonlijke en professionele opvattingen van iemand botsen?

A

Gewetensbezwaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de eed van Hippocrates?

A
  • De start van de artseneend. Circa 460-370. - De eed was ter onderscheiding van kwakzalvers en echte genezers, om zo mythologie en geneeskunde te onderscheiden.
  • De nadruk lag op collegiale verhoudingen en niet op de patiënten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de wet uitvoering geneeskunst?

A
  • In 1865
  • Eed was vooral bedoeld om monopolie op geneeskunst te rechtvaardigen.
  • Hiervan is alle het beroepsgeheim behouden.
  • Opvattingen van patienten waren niet relevant.
  • Grenzen en gevaren van geneeskunde niet erkend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de moderne artseneed?

A
  • 20e eeuw
  • Meer aandacht voor slachtoffers medisch technische macht.
  • Meer aandacht voor gevaren.
  • Van medische macht naar erkenning grenzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Nederlandse artseneed?

A
  • Laatste versie 2003.
  • Geen wet meer maar vrijwillig.
  • Patiënt speelt centrale rol.
  • Belangrijke symbolische waard; formele toetreding tot gemeenschap.
  • Geeft weinig praktische houvast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt beroepsethiek nog meer in?

A
  • Algemene wetten
  • Algemene beroepsnormen
  • Normen over gedrag bij specifieke ethische vraagstukken
  • Normen over diagnostiek en behandeling van patienten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de professionele standaard?

A

Algemeen aanvaarde opvattingen over een bepaald deel van de geneeskunde. Collectieve moraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van bedreigingen van beroepsethiek?

A
  • Schaarste van organen, medicijnen en geld.
  • Diversiteit/pluriformiteit toename.
  • Marktwerking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kost meer/minder energie om rauw eten te verteren?

A

Meer. Het koken van eten zorgt ervoor dat vertering minder energie kost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de functies van het spijverteringskanaal?

A
  • Motoriek
  • Secretie, toevoegen van water en secretie van spijsverteringsenzymen
  • Digestie
  • Resorptie
  • Productie faeces (ontlasting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de darmwand (duodenum) opgebouwd?

A
  1. Binnenste laag; mucosa.
    - Bestaat uit een epitheellaag met plooien en slijm producerende cellen.
    - Lamina propria; zit om epitheellaag en bestaat uit klieren en bindweefsel.
    - Lamina muscular mucosal; dunne kringspierlaag om de eerste twee lagen heen.
  2. Submucosa; klieren, bloedvaten en galgangen maar voornamelijk bindweefsel.
  3. Muscular externa; kringspierlaag (circulaire laag) met daaromheen lengtespier laag (longitudinale laag). De gladde spierlagen kunnen peristaltiek van darm regelen.
  4. Serosa; buitenbekleding, bindvlies met bloedvaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is het darmepitheel opgebouwd?

A
  • Villi, dit zijn darmvlokken. Een villus bestaat weer uit meerdere microvilli. De villi zijn structuren die veel capillair, en lymfevaten en een epitheellaag bevatten. Ze bevinden zich aan de luminale kant van het darmepitheel en zorgen voor contact oppervlaktevergroting van de darm.
  • Op de bodem van de epitheellaag zitten stamcellen die zorgen voor regeneratie.
  • Slijmbekercellen produceren slijm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de colonwand opgebouwd?

A

Crypten van Lieberkuhn - lamina propria - muscularis mucosa, submucose en circulaire en longitudinale spierlagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het belang van organoids van de darm uit stamcellen?

A

Hieruit kan een heel villus gemaakt worden. En kan onderzoek van patientmateriaal gemakkelijker plaatvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar bevinden zich de crypten van Lieberkuhn en wat bevindt zich daar?

A
  • Onder de villi.
  • Verschillende soorten cellen, zoals delende intestinale stamcellen en cellen van Paneth (deze bieden metabole ondersteuning van stamcellen)
    Stamcellen zorgen voor constante vernieuwing van de villi.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat maakt gladde spiercellen anders dan dwarsgestreepte spiercellen?

A
  • Actine en myosin filamenten zijn anders georganiseerd en de structuur is beter te onderscheiden in gladde spiercellen dan in dwarsgestreepte spiercellen.
  • De filamenten zijn in beide spiercellen schijn georiënteerd binnen de vel met ankerpunten aan beide kanten van de cel. Ze lopen kriskras door elkaar.
  • Samentrekken van gladde spiercel gaat langzamer, maar is efficiënter want kost weinig energie.
  • Gladde spiervezel geeft veel transmitter kanalen aan het celmembraan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe verloopt de contractie van gladde spiercellen?

A

Calciumconcentratie stijgt -> calcium bindt aan eiwit calmoduline (heeft zelfde functie als troponine C in dwarsgestreepte spiercellen) -> conformatie verandering en MLCK activatie -> mysoine fosforylering door MLCK -> ATP hydrolyseerd -> activatie kruisbrug cyclus.

Is een direct mechanisme, maar gladde spiercel bevat ook complexere mechanismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is MLCK, wat is de functie en waarom is het relevant voor gladde spiercelcontractie?

A

Is een calmoduline afhankelijk enzym dat eiwitten kan fosforyleren. Een van de substraten is myosine. Myosine is een ATPase en kan ATP hydrolyseren, wat essentieel is voor kruisbrug cyclus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke sphinters bevinden zich in het spijsverteringsstelsel en waar?

A
  • Oesopahagus sphincter = sluit bovenin en onderin de oesophagus af.
  • Pylorus sphincter = einde van de maag.
  • Ileocaecale sphincter = verderop in het maagdarmstesel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt informatie van de maag naar de hersenen gestuurd?

A
  • Via 9e/10e hersenzenuw via de tractus solitarius naar hypothalamus.
  • Via bloed kan ook, door bijv. vetcellen die hormonen afgeven en zo invloed op hongergevoel uitoefenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke twee centra zijn er voor eetlust in de hypothalamus?

A
  • Verzadigingscentrum (VMN); ligt aan de media kant van hypothalamus, bij laesie voel je geen verzadiging meer.
  • Hongercentrum (LHA); ligt aan laterale zijde van hypothalamus, bij laesie voel je geen honger meer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke centrum stuurt de eetlust centra aan en welke soorten neuronen heeft het?

A

De nucleus archuales (ARC).
- Anorxiogene neuroenne, verlies van hongergevoel. Ze produceren POMC, wat het hormoon alfa MSH produceert, dit hormoon kan binden aan melinecortine receptoren en zo het verzadigings- en hongercentrum remmen.
- Orexigene neuronen, stimuleren honger en verzadgingscetnrum. Worden geremd door insuline, ghreline en leptine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de effecten van insuline ghreline en leptine?

A

Insuline = zal anorexigene neuronen stimuleren en orexigene neuronen remmen. Leidt tot negatieve feedback voor verzadigingscentrum waardoor je je verzadigd voelt. Afname eetlust
Ghreline = Verhoogde productie zorgt voor honger gevoel door remmen van anorexigene neuronen en stimuleren van orexigene neuronen. Toename eetlust. Wordt door lege maag geproduceerd.
Leptine = Iemand met veel vet heeft veel leptine waardoor eetlust afneemt. Is vrij traag. Afname eetlust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In welke fases is slikken te onderscheiden?

A
  • Orale fase (willekeurig) = zorgt ervoor dat tong het voedsel afrolt naar achteren waardoor het in contact komt met je pharynx.
  • Faryngale fase = reflexmatig en zorgt ervoor dat voedsel naar achteren gaat en doorgeslikt wordt.
  • Oesophageale fase = UES sluit reflexmatig en zorgt ervoor dat voedsel weggewerkt wordt in je slokdarm. Het voedsel verdwijnt door peristaltische beweging, die geïnitieerd wordt door n.vagus in de richting van de maag. Voedsel gaat dan door de LES.

Slikbeweging inzetten is vrijwillig maar kan niet meer gestopt worden als eenmaal begonnen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe wordt de bolus via de slokdarm naar beneden geduwd en wat wordt door slikken geïnitieerd?

A
  • Door middel van ritmische slow wave bewegingen van de spieren in de slokdarm.
  • Slikken initieert de pharyngeale en oesophagale peristaltiek en sphincter-relaxatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe is het drukverloop is de bovenste en onderste sphincter?

A

Als de bovenste opengaat, gaat de onderste ook al open en pas als de bolus gepasseerd is gaan ze weer dicht.
- B; druk is altijd aanwezig, valt weg als er gelikt is, gevolgd door korte verhoging van druk.
- O; druk ook altijd aanwezig, gaat open voordat voedselbrij aankomt dus staat een tijdje niet onder druk. Druk neemt weer even toe als bolus gepasseerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de maag?

A
  • Opslag voedsel
  • Vertering; mengens van enzymen, vloeistof en bolus, kneden, secretie hormonen en protonen en productie thymus, half verteerde brij in de maag.
  • Bescherming; mechanisch (opslaan om schade in de darmen te voorkomen), chemisch (zuur schade beperken) en bacterieel (zure omgeving voor bacterie en micro-organismen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat kan er gebeuren als onderste sphincter niet goed afsluit?

A

Als de onderste sphincter next goed afsluit kun je reflux krijgen; terugstromen van maaginhoud in slokdarm. LES voorkomt dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke soorten cellen zitten in de mucosa van de maag?

A
  • Parietale cellen, zitten in de fundus en corpus van de maag en produceren HCL en IF.
  • Muceuze cellen, zitten in cardia voor mucusproductie. (mucines fungeren als zelfbescherming).
  • Hoofdcellen, produceren pepsinogeen.
  • Gastrin cellen, in het antrum, produceren gastrin. D-cel;somatostatine (remt protonuitscheiding in wandcellen).
  • Enterochromaffien cel, produceert histamine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe wordt het maagsap zuurder door middel van acetylcholine? (corpus van de maag)

A
  • Enterochromaffiene produceert histamine wat aan pariëtale cellen vindt en protonen produceert. Dit wordt in het lumen van de maag uitgescheiden.
  • Kan zelf ook zelf direct zorgen voor protonuitscheiding. (remming van D-cel; somatostatine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat doet acetylcholine (parasympaticus) in het antrum van de maag?

A
  • Stimuleert gastrine cellen tot afgifte van gastrine. Wordt opgenomen in het bloed en kan als endocriene stof afgegeven worden door vaten in de wand. En ze weer aanzet tot protonsecretie.
  • ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke fasen zijn er tijdens het eten?

A
  • Cephale fase; zien van voedsel is al genoeg om maag te activeren.
  • Gastriche fase; ruiken of zien van voedsel -> maag produceert maagsappen.
  • Intestinale fase; regelsysteem in duodenum bestaande uit hormonen en zenuwstelsel en zo invloed op activiteit van de maag. Als het te zuur is wordt de HCL afgifte geremd en te basisch tot stimulatie van HCL.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe wordt de bolus van mond richting anus geleidt?

A

Achter de bolus contractie, oiv ACh, en voor de bolus relaxatie, oiv NO en VIP. Er gaat ook een signaal naar lengtespieren voor contractie, iov van ACh.
Bij emesis (overgeven) keer het proces om.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat gebeurt er als er heel veel eiwit, vet en zuur in het duodenum terecht komt? En als dit te weinig is?

A

Dan wordt de maag geremd en gaat de pylorus dicht. Bij te weinig gaat de pylorus open. Dit gebeurt oiv terugkoppelsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waaruit bestaat het systeem urinarium en welke route neemt urine?

A
  • De nieren, urineleiders, de blaas en de urethra.
  • Nieren produceren urine, 0,5-5 liter/dag -> afgevoerd door ureters, 30 cm lang -> komt via opening, otium ureteris uit in de blaas -> urine opgeslagen, 500 tot 700 ml, en afgesloten door sphincter -> urine door urethra naar buiten. (begin urethra heet otium urethrae intermum en einde heet otium urethrae externum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waar liggen de nieren?

A
  • Retroperitoneaal.
  • Bovenop de nier ligt de bijnier.
  • Rechter nier wordt omgeven door duodenum, jejunum en colon ascendens.
  • Linker nier wordt omgeven door maag, pancreas, milt en colon descendens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar is de nier door omgeven?

A
  • Nier rust op m. psoas major en m. quadratus lumborum.
  • Nier is omgeven door sterk vlies, capsula fibrosa. - Een vetlaag, capsula adipose; perirenaal vet binnen het fasciae renalis en perirenaal vet buiten de fascia renalis. Dit beschermt de nier en houdt het op zijn plaats.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe bewegelijk zijn de nieren en wat gebeurt er als het perirenaal vet verdwijnt?

A
  • Ze liggen enigszins los en bewegen mee met de ademhaling door verbinding met diafragma. Pijn bij bepaalde fase van ademhaling kan duiden op problemen met nieren.
  • Bij verlies van vet rond nieren, gaan ze meer bewegen, wandelende nieren.
  • Bij compleet verlies van vet heet het zwerfnier, dit is gevaarlijk want er kunnen knikken in ureter en bloedvaten komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe is de niet opgebouwd?

A
  • Cortex renalis, bevatten nierlichaampjes, loopt rond en heeft instulpingen, de columna renalis.
  • In het merg bevinden zich de piramides renalis, 10/12. Hier zitten nierkanalen, Lis van Henle, en hebben allemaal eigen bloedvoorziening. De pyramide renalis komen uit in het centrum van de nier via de papil renalis.
  • Onder elke piramide renalis zitten calyx minoris en die komen uit op calyx major en in de pelvis renalis samenkomen en naar de urether gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe lopen de arterien en venen van de nieren?

A
  • De a. renalis takt af van de a. mesenterica superior. De v. renalis ligt boven de a. renalis en verbergt hem voor het zicht.
  • Aan de linkerzijde is de v. renalis langer en loopt deze onder de a. mesenterica superior door, omdat de vena cava rechts ligt ten opzichte van de wervelkolom en de aorta.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe zitten de lymfe rond de nieren?

A

De lymfeknopen zitten rond de grote bloedvaten.
- Linkerzijde; pre-cavale knopen, de laterale-cavale knopen en retro-cavale knopen.
- Rechterzijde; rond de aorta; pre-aortische knopen, lateraal-aortische knopen en retro-aortische knopen.
De lymfevaten uit de nieren gaan vanuit de knopen naar de truncus lumbalis naar de ductus thoracicus en die brengt de lymfe terug naar de v. subclavia sinistra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat voor problemen kunnen voorkomen bij een nier?

A
  • Een cyste is een vocht gevuld blaasje en dit komt vaak voor, maar dit is geen probleem. Een polucysteuze nier geeft wel problemen, een nier verliest dan zijn capaciteit.
  • Tumoren in de nier kunnen niersparend worden verwijderd omdat deze zijn eigen bloedvoorziening heeft. Tenzij de kanker verspreid is natuurlijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe wordt een donornier geplaatst?

A

Een donornier wordt geplaatst in het bekken, hier is genoeg ruimte, De arterie en veen van de donornier worden op iliacale vaten aangesloten. Een stukje urether wordt aangesloten op de blaas.

De oude nier wordt niet verwijderd tenzij dit gevaar levert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q
A

Ureter is 25-30 cm lang en krijgt bloedvoorziening van structuren waar hij langsloopt, deze is dus afhankelijk van de plek van de ureter. Bovenin is a. renalis - a. testicularis - a. iliaca communis - a. iliaca interna.
Urine gaat naar beneden door gravtiatie, maar ook peristaltische bewegingen.
Ureter loopt retroperitoneaal en duikt dorsaal het kleine bekken in, in het bekken komt de ureter subperitoneaal te liggen. (de blaas ligt als enige buikorgaan subperitoneaal).
Onder het peritoneum is de aansluiting op de blaas en dit gebeurt door de ostium ureteris, openingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waar kunnen een wijde ureter en pelvis renalis op duiden?

A

Een knik/obstructie, bijv. niersteen, in de ureter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn nierstenen en wat zijn de gevolgen?

A

Kristallen merendeels opgebouwd uit calciumoxalaat. Als je ze eenmaal gehad hebt moet je op inname van oxaalzuur letten (cola, soorten thee).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Op welke plekken van de nier komen veel nierstenen voor?

A
  • De overgang van pelvis renalis en ureter, hier zit een knikje.
  • Waar de ureter onder twee bloedvaten door gaat, de a./v. testicularis/ovaria
  • De bocht van het oversteken van de ureter over de iliaca communis.
  • Bij de blaas, in de laatste bocht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe wordt een niersteen verwijderd?

A

Dmv een steenvergruizer (hoge trillingen) kan de steen vergruisd worden en uitgeplast worden. Als dit niet lukt, moet dit operatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is het trigonum en waar dient het voor?

A
  • Een driehoekige structuur die een stabiele basis voor de twee ingangen en 1 uitgang, otium urethrae interna, binnenkomen.
  • Het voorkomt dat er urine terugstroomt in de ureter als de blaas samentrekt, de twee ostia worden dan dichtgedrukt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Uit welke lagen bestaat de blaas?

A
  • Mucosa, binnenste laag.
  • M. detrusor, buitenste laag, spierlaag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de verschillen tussen man en vrouw bij de blaas?

A
  • Mannen hebben een kleinere blaas.
  • Vrouwen hebben een kortere urethra dus grote kans op blaasontsteking.
  • Mannen hebben twee sphincters, een onder de blaas en net boven prostaat, de interna sphincter van de sphincter. Vrouwen hebben alleen een externe sphincter. Mannen hebben er twee om te voorkomen dat ejaculaat in de blaas terecht komt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe kan een lokale tumor behandeld worden met chemotherapie?

A

Dmv inbrengen van chemovloeistof via katheder;
- Een gevulde blaaswand ligt boven het os pubis dus een blaaspunctie net boven het os pubis kun je een naald inbrengen.
- Bij mannen is een blaaskatheder lastiger in te brengen dan bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat kan een gevolg zijn van een tumor obstructie in de blaas?

A

Urine blijft te lang in de blaas zitten, waardoor hypertrofie in de spierlaag kan ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Welke functie hebben de delen van de maag in de maagmotoriek?

A

Cardia = bevat pacemakercellen, die het ritme van contractie van de hele maag bepalen.
Fundus en corpus = geschikt om veel voedsel op de slaan zonder dat de druk toeneemt.
Antrum = deel wat de contractie van voedselbrij doet.
Pylorus = sterke kringspier en vormt de uitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat gebeurt er als je veel eet en wat is retropulsie?

A

De fundus rekt uit -> ruimte in maag neemt toe waardoor voedsel opgeslagen kan worden -> geeft druk op de buik. Deze informatie dat uittrekking nodig is, gaat via de afferente en afferente neuronen van de nervus vagus. De receptieve relaxatie verzorgt dus de opslag oiv de plexus entericus.

Retropulsie = terugduwen van voedselbrij richting corpus en vindt plaats tot e brij klein genoeg is vermalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is er bij verstoorde receptieve relaxatie aan de hand?

A

Kan gebeuren bij oa. diabetes en nervus vagus problemen. Deze mensen kunnen alleen kleine porties eten, omdat de maag niet kan uitdijen/ontspannen waardoor de druk snel toeneemt ivm een normale maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Uit welke delen bestaat de dunne darm?

A
  • Duodenum = twaalfvingerige darm
  • Jejunum = nuchtere darm
  • Ileum = knokkeldarm
59
Q

Waaruit bestaat de dunne darm motoriek?

A
  • Segmentale insnoeringen
  • Pendelbewegingen; heen en weer bewegingen van het voedsel door de dunne darm.
  • Rimpeling van het slijmvlies
  • Darmvlokbewegingen
  • Peristaltische golven
60
Q

Hoe verloopt overgeven/misselijkheid?

A

Via nervus vagus en het parasympatische zenuwstelsel.

61
Q

Wat gebeurt er als je niet eet en een lege maag hebt?

A

Dan komt met MMC; migraine myoelectric complex op gang. Dit zorgt ervoor dat je hele maag-darmkanaal in één keer wordt schoongespoeld.
- Sterke contracties beginnen bij de maag en lopen door tot aan de dikke darm, daar stopt het. De pylorus gaat gedurende het systeem open staan.

Pas als je weer gaat eten, komt de normale activiteit op gang.

62
Q

Is defecatie autonoom of animaal? Staan de interne en externe sphincter oiv wil?

A
  • Beiden
    Interne sphincter is glad spierweefsel en geeft de aandrang tot defecatie. Niet onder wil.
    Externe sphincter is dwarsgestreept spierweefsel dus wel oiv wil.
63
Q

Wat is de ziekte van Hirschsrpung?

A

De plexus in de dikke darm kan verkeerd aangelegd zijn waardoor er in een bepaald deel van de dikke darm altijd contractie is. Het voedsel kan dan niet langs de vernauwing en hoopt op, dit moet operatief verholpen worden.

64
Q

Hoe kan de calciumconcentratie in de cel stijgen?

A
  • Kan naar binnen door spanningsafhankelijke calciumkanalen die opengaan als de cel depolariseerd.
  • Kan vrijkomen uit intracellulaire stores.
65
Q

Hoe werkt de contractie via second messenger systeem met G-eiwitten?

A

In intracellulaire stores zitten IP3’s die vrijkomen als een van de G-eiwitten geactiveerd wordt en ervoor zorgt dat PIP2 splitst in IP3 en diaglycerol. IP3 bindt aan calciumkanalen in het sacroplasmatisch reticulum, en deze zullen open gaat staan zodat calcium van de intracellulaire stores naar het sacroplasma kan.

66
Q

Hoe zorgt verlaging van calciumconcentratie en defosforylatie in gladde spieren voor beëindigen van de contractie?

A
  • Calciumconcentratie moet dalen omdat MLCK anders geactiveerd zou blijven.
  • Voor de defosforylatie is een fosfatase nodig die de fosfaatgroep afhoudt van eiwitten, dit is MLfosfatase.
67
Q

Welke soorten gladde spieren zijn in de darmen aanwezig?

A
  • Multi-unit; te vinden in oa. de iris. Per spiercel is er 1 zenuwvezel. In dit weefsel zijn veel meer signalen nodig om bewegingen uit te voeren, hierdoor kunnen nauwkeurige bewegingen worden gemaakt.
  • Unitary; komt meest voor in maag-darmkanaal. Één zenuw eindigt met zijn uiteinde in een groep spiercellen. Tussen spiercellen zitten gap-junciotns die elektrische stroom geleiden. Met één klein signaaltje kun je heel veel spiervezels laten contraheren. Maken van nauwkeurige bewegingen minder belangrijk.
68
Q

Uit welke delen bestaat het actiepotentiaal van gladde spiercellen?

A
  • Spike = erg kort met korte depolarisatiefase.
  • Plateau = te vergelijken met hartspiercel.
  • Slow waves = gaan omhoog en omlaag.
69
Q

Wat zijn varicositeiten?

A

Zenuweindigingen in de vorm van axonale verdikkingen op gladde spiercellen.

70
Q

Hoe krijgen gladde spiercellen hun signalen binnen die geen actiepotentialen kunnen vuren?

A

Krijgen signalen binnen via koppeling met gap-junctions of krijgen direct neurotransmitter input waardoor de calciumconcentratie stijgt.

71
Q

Wat zijn de intersitiele cellen van Cajal?

A

Pacemaker cellen in de darmen.

72
Q

Hoe werken de slow waves?

A
  1. Calciumkanalen openen doordat de cel depolariseert, calcium stroomt vervolgens binnen in de cel en verhoogd daarmee calciumconcentratie in de cel.
  2. Binding aan de chloridekanalen, dit zijn calciumafhnakelijke chloridekanalen die open zijn gaan staan.
  3. Mocht de chloride-evenwichtspotentiaal vrij negatief zijn, zal de cel een meer negatieve potentiaal gaan krijgen en hyperpolariseren.
  4. Calciumkanalen gaan sluiten, calciumconcentratie daalt.
  5. Depolarisatie doordat calcium afhankelijke chloridekanalen sluiten door ontbreken van hyperpolariserende stroom.
  6. De cel gaat hyperpolariseren waardoor de calciumkanalen weer geactiveerd worden.
73
Q

Hoe werken de slow waves van gladde spiercellen?

A
  • Langzaam van zichzelf en er is sprake van langzame golfbeweging.
  • Membraanpotentiaal fluctueert voortdurend. Een slow wave heeft een ritme van 3/12 per minuut.
  • Als membraanpotentiaal boeven threshold potential komt, gaan de calciumkanalen open en ontstaat er een actiepotentiaal, stroomt calcium de cel in en vindt contractie plaats. Deze kunnen een aantal keer achter elkaar plaatsvinden en dan dooft hij weer uit.
74
Q

Wat zijn en doen EPSP’s en IPSP’s?

A

Exciterende en ihiberende postsynaptische potentialen, waarmee je invloed op de prikkelbaarheid van de slow wave kan uitoefenen. IPSP -> slow wave omlaag dan darm in rust.
EPSP -> slow wave omhoog dan trekt cel sneller samen.

75
Q

Met welke frequenties komt elektrische activiteit voor in de maag , dunne darm en het colon? Waar zit de pacemaker.

A

Maag = 3/min
Dunne darm = 9-12/min
Colon = 3/min

In het bovenste deel van de maag, net onder de onderste oesophagus sphincter. Als de pacemake rin de maag een signaal afgeeft, volgt de golf van contractie door de hele maag. De isolatie van de contractiegolf wordt door de pylorus sphincter gevormd.

76
Q

Hoe vindt innervatie van de gladde spiercellen plaats?

A

Via parasympathicus. Bij flight or fight stijgt het hartminuutvolume om eer bloed naar de spieren te laten gaan, ander vaten worden hiervoor door de sympathicus afgezet.

77
Q

Wat gebeurt er met de verwerking van de spijsvertering bij activatie van het parasympatische systeem? Hoe krijgen de hersenen sensorische informatie van de organen binnen?

A
  • Gaat omhoog, dmv van de postganglionaire muscarine receptor. Remming gebeurt oiv sympathisch zenuwstelsel.
  • Via de hersenzenuwen, vooral via nucleus tractus solitarius.
78
Q

Waaruit bestaat het autonome zenuwstelsel?

A
  • Plexus entericus
  • Parasympatische systeem
  • Orthosympatsiche systeem
79
Q

Waar zitten de plexus entericus, wat zijn het en wat doen ze?

A
  • Het zijn intrinsiek neuronen van de darmen.
  • Er zitten plexussen in de mucose, submucose (plexus van Meissner) en de plexus myentericus (plexus van Auerbach, bestuurt voornamelijk secretie processen).
  • Ze zijn essentieel voor goed functioneren van het maag-darmkanaal, de peristaltiek kan zo geheel zelfstandig plaatsvinden. De plexi zijn de controlecentra van het maag-darmkanaal en regelen de activiteit.
80
Q

Aan welke kan van de oesophagus vindt de contractiegolf en de relaxatie plaats?

A
  • Proximaal is contractie
  • Distaal is relaxatie
81
Q

Hoe verloopt de peristaltiek in de oesophagus?

A
  • Circulaire spierlagen = voortduwen bolus, door ritmisch aan en ontspannen.
  • Lengte spieren = maken oesophagus korter, waardoor transport over afstand sneller gaat.
  • Mechanoreceptoren = worden geprikkeld en zorgen dat lengtespieren voor de bolus en kringspieren na de bolus samentrekken.

Dit wordt door de nervus vagus gecoördineerd; ook de sphincter aan het einde van de oesophagus verloopt via de nervus vagus.

82
Q

Wat gebeurt er als de onderste sphincter (LES) niet meer goed ontspant?

A

Achalasie = de normale golf van inhibitie is verstoord doordat de remmende innervatie niet meer goed werkt. De normale golf voor innervatie zorgtvoor ontspanning van sluitspier. Bij achalasie krijg je slikklachten (dysfagie) en op een röntgenfoto is een verdikking van de oesophagus voor de sluitspier te zien.

83
Q

Wat is de functie van het bekken?

A
  • Voortplanting, want bevat geslachtsorganen.
  • Uitscheiden afvalstoffen, urinewegstelsel en darmen kom hier uit.
  • Centrale positie in de houding en bewegingen van het lichaam.
84
Q

Uit welke botten, ligamenten, spieren en gewrichten bestaat het bekken?

A
  • Linker en rechter os cola en het os sacrum. Deze vormen een ring en zijn verbinden door de symphysis pubica en het articulatie sacroiliaca.
  • Het ligamentum sacrospinale loopt tussen sacrum en spina ischiadica. Het ligamenten sacrotuberale loopt tussen sacrum en puber ischiadicum.
85
Q

In welke delen is het os coxae onder te verdelen? En hoe is het bekken verdeeld?

A
  • Os ileum, os pubis en os ischium.
  • Pelvis major, boven linea terminalis, en pelvis minor eronder.
86
Q

Welke spieren behoren tot de pelvic wall?

A

De m. piriformis en de m. obturatorius en maken rotatie en abductie van het bijbeen mogelijk.

87
Q

Welke spieren behoren tot de diaphragma pelvis?

A

De m. coccygeus spier en de m. levator ani spiergroep.
- M. iliiococcygeus; tussen coccygis en loopt naar arcus tendineus, is een bindweefselrand die vast zit aan obturatorius internus.
- M. pubococcygeus; begint bij os pubis en loopt tot m. coccygis.
- M. puborectalis; begint bij os pubis en loopt achter het rectum in de vorm van een lus tot het os pubis.

88
Q

Wat is de functie van de buikspieren?

A
  • Op zijn plaats houden van buikorganen.
  • Opvangen van buikdruk
  • Helpen bij mictie(plassen) en defecatie.
89
Q

Wat is de levatorpoort en waardoor wordt die afgesloten?

A

Opening tussen de mm. pubococcygei. Het diaphragma urogenitale sluit deze poort af en biedt een doorhang voor de urethra via de sphincter urethrae externum.
- De overgebleven openingen bieden doorgang voor a. en v. dorsalis penis profunda.

90
Q

Uit welke zwellichamen is de penis opgebouwd?

A
  • Corpus cavernous; twee van, liggen lateraal. Ze liggen vast aan de onderste raus van het os pubis, crus penis (benen van de penis)
  • Corpus bulbs spongiosum; hier loopt de urethra doorheen. Zit met de belbus penis mediaal vast aan perineum. Eindigt in de glans penis en wordt breder naarmate hij verder van het lichaam komt.
91
Q

Waar zit de penis vast?

A

Twee keer op de crus penis en een keer op de belbus penis.

92
Q

Waardoor wordt het gehele perineum en (ook de spieren en zwellichamen) en het scrotum gevasculariseerd?

A
  • A./v. pudenda interna
  • A./v. pudenda externa.
93
Q

Hoe wordt de penis geinnerveerd?

A

Door de n. pudendus, is somatosensorisch en ook somatomotorisch. Sensorische informatie is afkomstig van de glans penis.

94
Q

Wat maakt de erectie een hemodynamisch proces?

A

Bij een erotische prikkel ontspannen de spieren oiv parasympatische activatie. Extra bloedtoevoer veroorzaakt verhoogde bloeddruk waardoor penis erect wordt. Afvoerende venen worden dicht gedrukt zodat de erectie in stand blijft en het vlies rond de penis zorgt voor extra stevigheid.

95
Q

Welke zwellichaam van de penis wordt minder stijf?

A

Het corpus spongiosum, hier loopt de urethra hier doorheen loopt.

96
Q

Hoe werkt viagra?

A
  • Was eerst een medicijn voor angina pecotirs. De n. cavernous is actief wanner er een seksuele prikkel is (parasympatische stimulatie).
  • Viagra remt fosfodiesterase 5 waardoor cGMP niet wordt afgebroken en spieren ontspannen blijven -> erectie blijft in stand.
  • Viagra werkt alleen bij erotische stimulatie, het helpt niet bij krijgen, maar behouden van erectie.
  • Sildenafil (duurde uur voordat werkte), tadalafil (weekendpil) en vardenafil zijn er ook.
97
Q

Hoe komt een erectie tot stand?

A

De NANC-zenuw geeft NO af, wat granulaat cuclase activeert -> GTP om in cGMP -> calciumconcentratie in spiercellen neemt af dus spieren ontspannen -> lumen makkelijk bereikbaar voor het bloed -> Fosfodiesterase 5 kan cGMP afbreken tot GMP -> calciumconcentratie weer omhoog -> spiercontractie en penis weer slap.

98
Q

Wat zijn de inwendige mannelijke geslachtsorganen?

A

Testis, epididymis (bijbal), ductus deferens (zaadleider), ductus ejaculatorius, prostate en de verily seminalis (zaadblaasjes).

99
Q

Waaruit bestaat ejaculaat, wat is belangrijk en wat is het effect van een vasectomie?

A
  • Zaadcellen (10%), vloeistof uit vesicula seminarie en prostaatvloeistof.
  • Temperatuur van de testis.
  • De ducts deferens wordt geknoopt dus ejaculaat bevat geen zaadcellen meer.
100
Q

Hoe is de vascularisatie van de testes?

A
  • De testes is gedaald vanaf de nier dus hebben bloedvoorzienig meegenomen. A./v. testicularis.
  • De linker v. testicularis gaat via de v. renalis en rechter v. testicularis gaat via v. cava inferior.
  • A. testicularis komt uit in aorta.
101
Q

Hoe vindt de temperatuurregulatie van de testes plaats?

A
  • De plexus pampiniformis, netwerk van v. testicularis om a. testicularis. In de plexus is warmte uitwisseling tussen a. en v.
  • M. cremaster om de zaadstreng. Testes wordt naar lichaam toe getrokken als spier aantrekt. Is een dwarsgestreepte spier maar niet op wil aan te trekken.
  • M. tunica dartos in het scrotum. Deze laat scrotum samentrekken waardoor warmte vast te houden is.
102
Q

Wanneer wordt de ductus ejaculatorius zo genoemd?

A

Vlak voor de prostaat komen de duocuts deferens en de uitgang van de vesicula seminalis samen, eenmaal gefuseerd heten ze ductus ejaculatorius.
- In de prostaat voegt de ductus ejaculatorius zich bij de urethra.

103
Q

Wat is retreograde ejaculatie genoemd?

A

Het terug de blaas in stromen van het ejaculaat. Als de sphincter internus niet goed werkt kan dit gebueren.

104
Q

Welke twee soorten tumoren bestaan in de prostaat?

A
  • Carcinoom, kwaadaardig, bevindt zich achterin de prostaat en is via rectum te voelen.
  • Goedaardig, ligt om urethra en kan problemen bij plassen veroorzaken.
105
Q

Waarin verschillen het bekken van mannen en vrouwen?

A
  • Promontorium = (ventraal stekende deel van sacrum) steekt bij mannen meer uit dan bij vrouwen, bekkeningang is dus groter bij vrouwen.
  • Spina ischiadicae = steekt bij mannen meer mediaal en bij vrouwen meer lateraal.
  • Arcus pubis = vormt bij mannen een scherpere hoek (50-60 graden) en vrouwen (80-95).
106
Q

Waar kan naar gekeken worden om te bepalen of het baringskanaal groot genoeg is?

A

Bekkeningang = Afstand tussen symphysis pubica (os pubis) en het promontorium.
Bekkenuitgang = Afstand tussen de onderkant van os coccygis en onderkant van symphysis pubica.
Meer dan 11 cm.

107
Q

Uit welke spieren bestaat het diafragma pelvis van de vrouw?

A
  • M. coccygeus en m. levator ani groep.
  • M. pubococyheus; spier loopt van os pubis achter vagina langs en komt terug bij het os pubis, pubo vaginal spier.
108
Q

Hoe ziet het diafragma urogenitale van de vrouw eruit?

A
  • Twee openingen in het diafragma urogenitale, voor urethra en de vagina.
  • Net onder os pubis opening voor a. en v. profunda clitoridus.
  • Zwellichamen bestaan uit zelfde celweefsel als corpus spongiosum penis; belbus vestibuli. Deze is bij de vrouw gespleten en komt aan beiden zijden van de vagina te liggen; labium minus.
109
Q

Waar zit de klier van Bartholin en wat doet het?

A

Aan de dorsale zijde klier van Bartholin = voorvloeistof uit belbus vestibuli, zorgt voor lubricatie van vagina.

110
Q

Welke plooien liggen bij de vrouw in de inwendige geslachtsorganen? Wat ligt onder de onderin de uterus?

A
  • Excavatio recto-uterina = achter uterus (ruimte van Douglas)
  • Excavatio vesico-uterina = plooit tussen blaas en uterus.
    Onderin de uterus zit de cervix, deze mondt uit op de vagina en de vagina komt uit op het vestibule vagina.
111
Q

Wat zijn de uitwendige geslachtsorganen van de vrouw?

A

Mons pubis (venusheuvel), labium major, labium minor, de clitoris en het vestibule vagina (opening tussen de labia minor).
- Vagina zelf behoort niet tot uitwendige geslachtsorganen.
Urethra gaat over in otium urethrae externum, dat uitmondt tussen labiale minora.

112
Q

Hoe zijn de mannelijke geslachtsorganen gevasculariseerd?

A
  1. Alle bekkenorganen ontvangen arterieel bloed van aftakkingen van de a. iliaca interna (uitzondering; a. testicularis, a. rectalis superior en a. pundenda externa)
  2. Veneuze afvoer van de beken organen gaat voornamelijk naar de v. iliaca interna (uitzondering; v. testicualris, v. rectalis superior, v. pudenda externa, v. dorsalis superficialis penis)
  3. De v. dorsales profunda penis draineert via de plexus venosus prostaticus.
  4. Veneuze plexussen rond bekken organen hebben onderlingen anastomosen en staan eveneens in verbinding met plexus venosi vertebralis.
113
Q

Wat maakt het lymfatisch systeem van de testes anders dan de andere bekkenorganen?

A

Aangezien hij gezakt is vanaf de nieren, wordt dit lymfe afgegeven aan de liesknopen.

114
Q

Hoe wordt het mannelijk geslachtsorgaan geinnerveerd?

A

Somatosensorisch - n. pudensdus - glans penis, scrotum huid, penis huid.
Parasympatisch - n. splanchici pelvi - zwellichamen.
Sympatisch - n. hypogastricus - glandula bulbo-urethralis, ducuts deferens, vesicula seminalis prostata (verplaatsing ejaculaat).
Somatomotorisch - n. pudendens - m. ischiocvernosus en m. bulbospongiosus.

115
Q

Welke delen van de vagina zorgen voor lubricatie?

A
  • Glandula vestibularis major (klier van bartholin) = lubricatie tussen de labia minora.
  • Glandula vestibularis minor = lubricatie van vestibule vagina.
116
Q

Waaruit bestaat het vrouwelijke urogenitaal stelsel?

A

Ovarium, tuba uterina, infundibulum tubae, uterus, cervix en vagina.
Het ovarium is middels het ligamentum ovaria proprium aan de uterus verbonden.

117
Q

Wat zit er aan de infundibulum tubae en waar zorgt het voor?

A

Een soort vingertjes, die over het ovarium heen liggen waardoor de eicel kan worden opgevangen.

118
Q

Uit welke lagen bestaat de uterus?

A
  • Myometrium = spierlaag
  • Endometrium = slijmlaag
    Er is ook het lig. teres uteri dat door het liedkanaal heen loopt.
119
Q

Waar loopt het peritoneum lateraal over? En wat vormt het caudaal?

A

Het ovarium en de tubae en het vormt het ligamentum datum uteri, een dubbelvlies.

120
Q

Wat is het mesovarium?

A

Het vlied dat over het ovarium en het ligamentum ovaria proprium heen ligt.

121
Q

Naar welke hoeken wordt gekeken voor de positie van de blaas?

A

Versio = hoek tussen vagina en cervix uteri.
Flexio = hoek tussen cervix en corpus uteri.
De normale situatie geldt anteversio en anteflexio.

122
Q

Wanneer wordt er van utero vaginale prolaps gesproken?

A

De uterus zakt door de vagina heen, kan op oudere leeftijd gebeuren als bijvoorbeeld de bekkenbodemspieren minder sterk zijn.

123
Q

Welke fistula’s kunnen ontstaan als een baby lang in de vagina vast zit?

A

Weefsel kan geen bloed meer krijgen en structuren worden weggedrukt.
- Vesicle-uterine fistula = doorgang tussen blaas en uterus, urine komt in de uterus terecht.
- Vesicovaginal fistula = doorgang tussen blaas en vagina, urine in de vagina.
- Urethrovaginal fistula = doorgang tussen urethra en vagina, urine in de vagina.
- Rectovaginale fistula = forging tussen rectum en vagina, faeces in vagina.

Vagina heeft geen sphincter systeem, dus ruine en faeces loopt de vagina uit. Fistula’s kunnen voorkomen worden door keizersnede.

124
Q

Hoe worden de vrouwelijke inwendige geslachtsorganen gevasculariseerd?

A
  1. Alle bekkenorganen ontvangen arterieel bloed van aftakkingen van de a. iliaca interna (uitzondering; a. ovaria, a. rectalis superior en a. pudenda externa)
  2. Veneuze afvoer van de bekken organen gaat voornamelijk naar de v. iliaca interna (uitzondering; v. ovaria, v. rectalis superior en v. pudenda externa)
  3. A. uterus en a. pudenda interna hebben anastosomen met a. pudenda externa.
  4. Veneuze plexussen rond bekken organen hebben onderlingen anastomosen en staan eveneens in verbinding met v. azygos systeem en plexus venosi vertebralis.
125
Q

Wat zorgt voor de innervatie van het voorste gedeelte van de lamina major?

A

Een aftakking van de n. genitofemoralis.

126
Q

Hoe zijn de vrouwelijke geslachtsorganen geinnerveerd?

A

Somatosensorisch (afferente) - n. pudendus - uitwendige geslachtsorganen, clitoris.
Parasympatisch - n. splanchini pelvici - uterus, vagina, clitoris.
Sympatisch - n. hypogastricus - tuba uterina, uterus, vagina.
Somatomotorisch (efferente) - n. pudendus - diaphragma urogenitalis, regio perinealis.

127
Q

Wat is reductiedeling?

A

Het maken van haploide pakketjes met 23 chromosomen per stuk van diploïde cellen met 46 chromosomen.

128
Q

Wat zijn gameten?

A

Eicellen en zaadcellen. Ze worden beiden zo genoemd.

129
Q

Vanaf wanneer kun je zien welk geslacht een embryo heeft?

A

Vanaf week 6, dit heet het indifferente stadium. De indifferente gonaden kan kiezen of het uitgroeit tot testes of ovarium.

130
Q

Welke chromosomenparen leiden tot welk geslacht?

A

46XX-> vrouw
46XY-> man
45X-> vrouw (Turner syndroom)
47XXY-> man (Klinefelter syndroom)
De aan/afwezigheid van het Y chromosoom bepaalt het geslacht.

131
Q

Wat is de pseudo autosomale regio? En waarom wordt het zo genoemd?

A

Het stukje van X en Y waar overeenkomstige zijn.
- X heeft een stuk of 1000 genen
- MSY (op de Y) heeft 78 genen voor 27 eiwitten.
Wordt zo genoemd omdat ze dezelfde genetische eigenschappen hebben en dat hetzelfde is als een autosoom.

132
Q

Welke stappen worden gezet om van chromosomaal geslacht naar vrouw of man?

A

Stap 1 = gonadaal geslacht; testes of ovaria.
Stap 2 = fenotype; man of vrouw (van binnen en buiten in de hersenen).

133
Q

Wat houdt de eerste stap van chromosomaal geslacht naar man of vrouw in?

A

SRY-gen (sex determining region Y gen) zorgt ervoor dat indifferent gonaden een testes wordt. Dit gen codeert voor een eiwit dat een transcriptiefactor is en de regulatie van andere genen kan beïnvloeden en voor ontwikkeling van testes kan zorgen.

134
Q

Hoe is het SRY-gen ontdekt?

A

Door analyse van 46XX mannen, deze hadden het SRY-gen op het X chromosoom door een foute cross-over. Deze mannen hebben heen spermatogenese omdat dit niet op het SRY-gen ligt.
45XY vrouwen met een SRY-gen mutatie zijn onvruchtbaar, het ovarium is niet functioneel.

135
Q

Wat doet SRY?

A

Het zet SOX9 aan, ook een transcripitefactor met eenzelfde soort dna-bindingsfactor. SOX 9 ligt niet op Y of X, iedereen heeft het, maar het wordt alleen bij mannen in de gonaden aangezet. Sertoli-cellen maken het SOX9 eiwit, deze vormen het buisje is eerste instantie.

136
Q

Hoe zorgt SRY voor het ovarium?

A

SRY zet SOX9 aan, zit zorgt ervoor dat er de groeifactor FGF9 gemaakt wordt, wat weer SOX9 maakt. Dit is een positieve feedback loop. SOX9 met bij een vrouw onderdrukt worden; WNT-signalen en FOXL (TranscriptieFactor) doen dit en SOX9 onderdrukt hen weer.
- SOX9 wordt onderdrukt door factoren die ovariumvorming induceren (WNT, FOXL2), tenzij SRY SOX9 op het juiste moment activeert. SRY is dus dominant.

137
Q

Wat doet de gang van Wolff?

A

In de man zullen de gangen van Wolff zich ontwikkelen tot het epididymis, het vas deferens en de zaadblaas. De gang van Muller wordt door het anti-mullere gang hormoon onderdrukt. Testosteron is nodig voor de overleving van de gang van Wolff.

138
Q

Wat doet de gang van Muller?

A

Bij vrouwen zullen de gangen van Muller tot de eileider, de uterus en het bovenste gedeelte van de vagina. De afwezigheid van testosteron en het anti-mullere gang hormoon zorgt voor de correcte ontwikkeling van de gang van Muller.

139
Q

Waar is insuline-like factor 3 bij betrokken?

A

De testes indaling.

140
Q

Hoe werkt testosteron?

A

Het is een steroidhormoon, bindt aan androgene receptor die aan DNA bindt en werkt als transcriptiefactor. Enzymen zijn nodig om naast testosteron en dihydro-testosteron (DHT), specifiek 5-alfa-reductase. Testosteron wordt omgezet is dihydrotestosteron en dit is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het uitwendige genitaal in mannelijke richting, zonder ontstaat een vagina.
In embryogenese is testosteron belangrijk voor mannelijke hersenontwikkeling.

141
Q

Hoe werkt oestradiol?

A

Wordt door aromatase omgezet van testosteron in oestradiol. Er is geen oestradiol nodig om als vrouw geboren te worden.

142
Q

Noem een aantal eigenschappen van 46XY?

A

Testosteron/dihydrotestosteron zijn nodig voor mannelijke ontwikkeling van genitalia en hersenontwikkeling. Het zorgt ook voor spermatogenese, extra spierontwikkeling, stemverlaging, baardgroei en zal borstontwikkeling voorkomen door oestradiol te remmen.

143
Q

Noem een aantal eigenschappen van 46XX?

A

Laag niveau testosteron zorgt voor vrouwelijke genitalia, hersenontwikkeling en secundaire geslachtskenmerken. Het zorgt in de puberteit voor vrouwelijke spierontwikkeling, oksel-schaambeharing, jeugdpuistjes en zweetgeur.
Oestradiol zorgt voor ovarium functie en cyclus en vrouwelijke lichaamsvorming en borstgroei.