Week 7 - HC Flashcards
Wat zijn de functies van bloed?
- Transportfunctie = voedingstoffen, gassen, afvalstoffen, signaalstoffen
- Thermoregulatie
- Afweersysteem = bloedstolling en immuniteit
Wat is het milieu interieur en hoe wordt het ook wel genoemd? Van welke delen vallen de vloeistoffen onder milieu exterieur?
- Extracellulaire vloeistof waarin de cellen en organen zich bevinden. Het wordt ook wel weefselvocht of intersitiële vloeistof genoemd.
- Zweetklieren, het darmstelsel en de urine.
Wat is homeostase? Hoe weken positieve en negatieve feedback?
- Het constant houden van ons milieu interieur.
- Positieve feedback treedt op wanner het product een stimulerende werking heeft op zijn eigen regelkring. Natriumkanalen zijn hier een voorbeeld van.
- Negatieve feedback komt vaak voor als waarden constant moeten blijven. Kaliumkanalen
Hoe werkt thermoregulatie?
- Bij verstoring van de temperatuur, zullen sensoren deze verandering waarnemen. - De centrale thermosensoren in de hypothalamus (overziet het autonoom zenuwstelsel) nemen de temperatuur waar en vergelijken deze met het setpoint.
- Bij verschil tussen de waarden van de sensoren en het setpoint, stellen de effectoren de warmteproductie en warmteafgifte bij.
Wat is hypothermie?
Warmteafgifte > warmteproductie, waarbij de lichaamstemperatuur < 35 graden is.
Wat is hyperthermie?
Warmteafgifte < warmteproductie, dit zorgt boor verhoging van de kerntemperatuur.
Hoe wordt de lichaamstemperatuur geregeld?
Door centrale thermosensoren in de hypothalamus, daarbij is veel input van het autonome zenuwstelsel.
-> dit gebeurt door verhoogde of verlaagde huiddoorbloeding en zweetproductie
Welke mechanismen zijn er voor de regulatie van warmteafgifte?
- Straling (radiatie); met voorwerpen op afstand.
- Geleiding (conduite) door contact met een stilstaand medium.
- Stroming (convectie); door contact met een bewegend medium zoals lucht.
- Verdamping (evaporatie); door onttrekking van de warmte via vocht (zweten).
Hoe vindt de sympathische regulatie plaats?
- Activatie van cholinerge sympathische (postganglionaire) huidvezels door acetylcholine leidt tot zweten.
- Activatie van adrenerge sympathische vezels door (nor)adrenaline leidt tot vasoconstrictie.
De orthosympatische activatie van zweetklieren komt door acetylcholine, dit is een uitzondering omdat de neurotransmitter van de sympathicus normaal door noradrenaline gedaan wordt.
Waar zitten centrale sensoren ofwel temperatuurgevoelige neuronen?
In de area preoptica in de hypothalamus. De area preoptica gaat harder vuren als het warmer wordt en minder hard als het kouder wordt.
Waar zitten de perifere sensoren en hoe werken ze?
- In de huid.
- Koudreceptoren; hebben een tonische component die vuurt bij constante temperatuur.
- Warmtereceptoren; hebben een fasische component die vuren als de temperatuur plots verandert.
Welke ionkanalen worden door het PNS gebruikt en waar zijn ze gevoelig voor? Bij welk ionkanaal ontstaat een actiepotentiaal?
- Koudegevoelige ionkanalen TRPM-8 kanalen; kou en methol.
- Warmtegevoelige ionkanalen TRPM-2 kanalen; warmte en capsaïcine (pepers).
- Bij warmtegevoelige ionkanalen kan een actiepotentiaal ontstaan als ze geactiveerd zijn.
Welke mechanismen zijn er voor regulatie van warmteproductie?
- Verhoogde spiertonus (y-lus, via formatio reticularis in hersenstam)
- Klappertanden, rillen (om spieren tot verbranding aan te zetten)
- Onnodige of willekeurige bewegingen (om spieren tot verbranding aan te zetten)
- Verbranding van bruin vetweefsel (via sympatische activatie)
Waar bevindt bruin vetweefsel zich en onder invloed waarvan staat de verbranding?
- In de nek, supraclaviculair, bij het mediastinum, paravertebraat en suprarenaal (boven de nieren).
- Het staat onder invloed van het sympatische zenuwstelsel.
Hoe zorgt de verbranding van bruin vetweefsel voor warmte?
Bij vrijmaking van noradrenaline, bindt dit op de beta-adrenerge receptoren van de bruine vetcellen. Dit zorgt voor verbranding van het bruine vetweefsel en zo wordt er warmte afgegeven.
-> De energie die vrijkomt wordt niet vastgelegd in ATP zoals bij wit vetweefsel.
Waaronder valt vasoconstrictie, hoe worden de vaten smaller en welke twee mechanismen hebben vasoconstrictie en vasodilatatie?
- Sympatische aansturing.
- Noradrenaline bindt aan a1- receptoren in het gladde spierweefsel van de vaten.
- Het verschil zit in het soort huid; apicale (oorlellen en vingertoppen) of niet-apicale huid.
Wat zijn glomus lichaampjes en waar bevinden ze zich?
- Worden sympathisch geactiveerd en kunnen de doorstroom van bloed aanpassen.
- In de apicale huid, in de arterioveneuze anastomose.
Wat zijn arterioveneuze anastomose en wat doen ze bij kou?
- Directe verbindingen tussen arteriolen en veulen.
- Bij koud zullen ze minder bloed doorlaten zodat er minder warmte verloren gaat.
Hoe wordt de setpoint temperatuur verhoogd?
Doordat pyrogene cytokines, die bij ontstekingen ontstaan, de warmtegevoeligheid van de centrale thermosensoren veranderen via een verhoogde productie van prostaglandine E2.
Wat zijn de stappen van koorts?
- Verhoging van setpoint temperatuur.
- vasoconstrictie, stoppen zweetsecretie, verhoging stofwisseling.
- Na terugaanpassing van temperatuur weer verhoogde doorbloeding van de huid en zweetsecretie.
Hoe kan de vorming van prostaglandine E2 geremd worden?
Cyclo-oxygenase remmer s (COX-remmers), zoals aspirine en paracetamol. Door het setpoint te veranderen.
Wat is het mediastinum en uit welke compartimenten bestaat het? In welke holte bevindt het hart zich?
De holte tussen de linker- en rechterlong, waar het hart in ligt. De holte ligt iets links van het midden omdat de rechterlong iets meer ruimte inneemt dan de linker.
- Mediastinum superior; ligt craniaal en is de ruimte boven het hart.
- Mediastinum anterior; ruimte voor het hart.
- Mediastinum medium
- Mediastinum posterior; ruimte achter het hart.
Het hart bevindt zich in het mediastinum medium en rust op het diafragma.
Waar ligt vetweefsel om het hart, waar is het uit ontstaan en wat is daar de functie van?
- Anterior
- Sterk vervet weefsel is ooit thymusweefsel geweest (zwezerik) was. Dit is alleen nog te herkennen bij jonge kinderen en baby’s.
- Thymusweefsel speelt een rol bij de ontwikkeling van T-lymfocyten.
Wat is het pericard en waaruit bestaat het?
Het hartzakje dat zich om het hart bevindt.
- Fibreuze pericard = aan de buitenzijde, is stevig en bestaat uit collageenvezels.
- Sereuze pericard = aan de binnenzijde, roze lijnen. Ligt als dubbelgevouwen zak om hartspier dus bestaat uit twee lagen;
– Pariëtaal blad = buitenste roze laag dat vergroeid is aan het fibreuze pericard.
– Visceraal blad binnenste roze laag dat direct strak om het hart heen ligt, ook wel epicard genoemd.
Het pariëtale en viscerale blad lopen in elkaar over omdat ze zijn dubbelgevouwen.
Wat zijn de sinussen en hoe zijn ze gevormd?
Sinus obliquus = ruimte tussen de venen uit de longen binnen in de pericardholte, doorlopende ruimte in de achterwand van het pericard.
Sinus transversus = doorgang binnen het pericard tussen de grote venen en arteriën
Ontstaan tijdens embryonale ontwikkeling van het hart, wat toen uit 1 buis bestond, deze had een omliggend zakje wat tijdens de vouwing van het hart de sinussen gevormd heeft.
Uit welke voorlopers is het vierkamerhart ontstaan?
Het tweekamerhart; het bloed stroomt vanuit het lichaam in het atrium en vanuit het ventrikel naar de kieuwen.
Het driekamerhart; twee atria en een kamer.
Bij twee en drie kamerharten spreekt men van dubbele bloedsomloop.
Wat is het verschil tussen een drie en vierkamerhart?
Een driekamer hart heeft geen sputum interventriculaire waardoor zuurstofrijk en zuurstofarm bloed gemengd worden.
Waaruit bestaat de dubbele bloedsomloop van de mens?
Een kleine, via de longen waardoor zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk wordt, en de grote bloedsomloop, die langs alle organen in het lichaam gaat om zuurstof af te geven.
Waar komt het bloed na de grote bloedsomloop terecht?
In het rechter atrium, via de vena cava superior of de vena cava inferior.
Hoe stroomt het bloed door het hart?
Vanuit het rechter atrium (boezem) stroomt het naar de rechter ventrikel (kamer). Deze pompt het bloed via de truncus pulmonales de longen in. Zuurstofrijk bloed wordt via de vv. pulmonales in het linker atrium geloosd. Het bloed stroomt door naar het linker ventrikel van waaruit het met grote kracht de aorta ingepompt wordt.
Hoe is de ventrale zijde van het hart te bepalen?
Door de auricle (oortjes) van de atria.
Waarom is de buitenwand van het rechterventrikel dunner dan die van het linkerventrikel?
Het linkerventrikel pompt het bloed door het hele lichaam, terwijl het rechterventrikel het bloed alleen naar de longen pompt waar minder kracht voor nodig is.
Wat doen papilairspiertjes, en hoe zijn ze verbonden met de mitralisklep en de tricuspidaalklep?
- Ze zorgen ervoor dat de kleppen tijdens ventrikelcontractie niet doorschieten. De kleppen bestaan zelf uit slippen (= cuspis).
- Middels chordae tendineae
De papillairspiertjes vormen een actieve manier om terugstroom in het bloed te verhinderen.
Welke valva staan open bij diastole?
De valva trucuspidalis en valva mitralis.
Uit hoeveel slippen bestaat de mitralisklep? En de tricuspidaalklep?
Twee slippen en drie slippen.
Wat doen de artiele kleppen, waaruit bestaan ze en wanneer openen ze?
- Ze voorkomen terugstroom en werken passief.
- Ze bestaan niet uit kleppen, maar uit halvemaanvormige zakjes, de vulvela semilunaris.
- Ze openen als de druk in het ventrikel groter is fan in de arterie. De vulvulae worden aan de kant gedrukt waardoor er een opening ontstaat. Wanneer de druk in de arterie groter wordt dan de druk in het ventrikel, vullen de valvulae en sluit de opening.
Welke valva staan open bij systole en welke kleppen sluiten?
De valva trunci pulmonalis en de valva aortae staan open en de mitralisklpe en de tricuspidalisklep sluiten.
Wat is ausculatatie en welke tonen zijn er?
Het beluisteren van de harttonen. Het hart maakt een lub-dub geluid.
- Lub-toon s1 = veroorzaakt door het sluiten van de atrioventricualtie kleppen, de valva tricuspidalis en de valva mitralis.
- Dub -toon s2 = veroorzaakt door wervelingen die optreden bij het sluiten van de valva aorta en de valva trunci pulmonalis.
Welke kleppen zijn het best waar te beluisteren?
De atrioventriculaire kleppen aan de linkerzijde van het hart tussen de vijfde en zesde rib. De arteriële kleppen zijn het best tussen de tweede en derde rib te beluisteren.
Hoe werkt het prikkelgeleidingssysteem?
Het behoort niet tot zenuwweefsel maar zijn gemodificeerde spiercellen die prikkels kunnen opwekken en doorgeven aan hartspiercellen.
De SA-knoop (nodus sinoatriale) wekt de prikkel op en geeft het door aan het rechter atrium. De prikkels verspreidt zich over beide atria wat samentrekking als gevolg heeft.
Wat doet het hartskelet en waar bestaat het uit?
Het onderbreekt de prikkelgeleding, omdat anders de contractie van de ventrikels niet vanuit de apex zou plaatsvinden en het bloed juist naar beneden zou worden gestuwd.
Het hartskelet bestaat uit bindweefsel en hart vet.
Wat doet de AV-knoop (atrioventriculaire knoop) en hoe?
Zorgt ervoor dat de geleiding via een andere weg riching de apex gaat.
Na de AV-knoop lopen grote zenuwbundels verder als de bundel van His. Hieruit loopt er een linker en een rechter bundelt die zich in de wand van respectievelijk de linker en rechter ventrikel vertakken tot purkinjevezels.
Wat is de trabecula septomarginalis?
Een aparte zenuwbundel die het enige papillairspiertje dat niet aan het septum zit, aanstuurt. Dit is omdat de valva tricuspidalis met drie papillairspiertjes werkt.
Waarin vertakt de arterie coronair sinistra en de arteria coronaria dextra?
De arteria coronaria sinistra splitst in een ramus circumflexes en een raus interventricularis anterior.
De arteria coronaria dextra vertakt in een raus interventricularis posterior.
Wanneer is diffusie mogelijk en hoe zit dat bij de longcirculatie en de lichaamscirculatie?
- Diffusie is mogelijk bij lage druk.
- In de longcirculatie is de af te leggen afstand klein en moet er veel diffusie plaatsvinden, dus is de druk laag. Rechterventrikel + atrium
- In de lichaamscirculatie is de af te leggen afstand groot, dus is de druk in de arterien hoog. Linkerventrikel + atrium
Het drukverschil heeft te maken met het dikteverschil van de ventrikelwanden. Het weggepompte volume bloed is min of meer gelijk.
Wat zijn de instroomkleppen en uitstroomkleppen en wat doen ze?
- De instroomkleppen voorkomen terugstroming van ventrikels naar atria. Tricuspidalisklep (rechts) en de mitralisklep (links).
- De uitstroomkleppen (semilunaire of SL-kleppen) voorkomen terugstroming van aorta en de truncus pulmonalis naar de ventrikels. Valva pulmonalis (tussen rechter ventrikel en truncus pulmonalis) en valva aorta (tussen linkerventrikel en aorta in)
In welke twee fasen is de hartcyclus onder te verdelen?
De diastole, ventrikels in rust en atriums contraheren, en systole, ventrikels contraheren en atriums is rust.
Tijdens de diastole staan de AV-kleppen open. De druk in de ventrikels is hoger dan in de atria, dit kan nooit als de ventrikels aanspannen.
Hoe verloopt de diastole?
Start met de isovolumetrische relaxatie fase (ventrikels ontspannen en het volume blijft hetzelfde) -> snelle ventriculaire vullingsvase (ventrikel vult zich) -> langzame ventriculaire vullingsvase -> de atriale systole (atriums contraheren)
Hoe verloopt de systole?
Start met de isovolumetrische contractiefase -> snelle ejectiefase -> langzame ejectiefase
Wanneer openen/sluiten de in- en uitstroomkleppen? (Fase -> begin -> eind)
- Ventriculaire vullingsfase Openen instroomkleppen Sluiten instroomkleppen
- Isovolumische contractiefase Sluiten instroomkleppen Openen uitstroomkleppen
- Ejectiefase Openen uitstroomkleppen Sluiten uitstroomkleppen
- Isovolumische relaxatiefase Sluiten uitstroomkleppen Openen instroomkleppen
1+4 = diastole
2+3 = systole
Hoe verloopt de druk in de hartcyclus?
- De isovolumetrische contractiefase start wanneer de druk in het linker ventrikel hoger wordt dan die in het linker atrium. Door dit drukverschil sluit de mitralisklep. Druk in de ventrikel neemt zeer snel toe. Zodra de druk van de ventrikel hoger wordt dan die van de aorta, opent de valva aortea.
- de erectiefase start met een snelle uitstroom. Zodra de druk in de aorta weer de overhand krijgt, neemt de stroomsnelheid af en stopt de uitstroom doordat de valva aortea weer sluiten.
- De isovolumetrische relaxatiefase start en de druk in het ventrikel neemt sterk af. Zodra deze druk onder de druk van het atrium komt, opent de valva mitralis en start de diastolische fase.
- De diastolische fase begint met snelle ventrikel vulling en wordt gevolgd door een langzamere vullingsvase wanneer de druk in het ventrikel boven de druk in het atrium komt.
- Tijdens de atriale systole neemt de druk in het atrium en de ventrikel toe. Zodra de druk in het ventrikel groter wordt dan in het atrium, sluit de mitralisklep en start de isovolumetrische contractiefase.
Hoe wordt het slagvolume gedefinieerd?
Door het verschil tussen het eindiastolisch volume (EDV) en het eindsystolisch volume (ESV).
SV = EDV - ESV
Hoe wordt het hartminuutvolume gedefinieerd? Hoeveel is dit in rust en wat verhoogt er bij inspanning?
- Slagvolume keer de hartfrequentie.
HMV = SV x HF - 4 tot 5 liter
- De hartfrequentie en de contractiekracht
Waardoor worden drukschommelingen in de vena jugularis veroorzaakt? Welke toppen heeft deze druk tijdens de hartcyclus?
- Door het wegvallen van druk door de contractie van het hart.
- A- top = atriale systole, contractie van atrium
- C-top = contractie, snelle ejectiefase
- V-top = ventrikel vulling, openen van de instroom kleppen
Wat geeft een ECG weer en welke depolarisaties bevat het?
Het is een weergave van impulsen in het hart, het geeft niet de contractie van de spier weer.
P-top = contractie van atrium, einde diastole (depolarisatie atria)
QRS-complex = contractie van de ventrikels, begin van de systole (depolarisation ventrikels)
T-top = repolarisatie van de ventrikels, einde van systole
Hoe worden de harttonen veroorzaakt en wanner beginnen ze?
1e harttoon = veroorzaakt door sluiting van AV-kleppen (instroom kleppen) en begint bij systole tijdens de isovolumetrische contractiefase
2e harttoon = veroorzaakt door sluiting van SL-kleppen (uitstroom kleppen) en begint bij einde systole bij het begin van de isovolumetrische relaxatiefase.
Hoe werkt het geleidingssysteem van het hart en uit welke delen bestaat het?
Het geleidingssysteem bestaat uit gespecialiseerd weefsel dat zorgt voor de vorming van impulsen en de verspreiding ervan.
- Sinoatriale knoop (SA-knoop) functioneert als pacemaker en kan zonder prikkels van buitenaf vuren. De ontstane prikkels verspreiden via zenuwbanen over de atria.
- Impulsen komen vanuit de atrioventriculaire knoop (AV-knoop), deze zorgen voor enige doorgang voor impulsen in het ventielvlak.
- Na de AV-knoop worden impulsen via de bundel van His voortgeleid.
- De banen splitsen in een linker en rechter tak die voorbij de apex aftakken tot het netwerk van Purkinje.
Door welke fasen komt een actiepotentiaal tot stand in de SA-knoop?
- Depolarisatie = opening spanning afhankelijke calciumkanalen waarna calcium de cel ingaat.
- Repolarisatie = opening valiumkanalen waarna kalium de cel uit gaat. (Ik; delayed rectifier)
- Diastolische depolarisatiefase = If (funny current) wordt geprikkeld door repolarisatie waardoor er een langzame depolarisatie gestart wordt.
Als gevolg van de depolarisatie blijft de SA-knoop vuren.
Wat is de primaire pacemaker?
De SA-knoop. Zijn spontane frequentie ligt hoger dan de rest van het gespecialiseerde weefsel. Deze kan door het zenuwstelsel beïnvloed worden maar heeft geen innovatie nodig om te functioneren.
Hoe werken de pacemaker eigenschappen van de AV-knoop?
Deze gaan pas fungeren als impulsfrequentie als de SA-knoop verstoord is. De AV-knoop vertraagd de impulsgeleiding zodat de ventrikels langer kunnen volstromen met bloed. De AV-knoop heeft dus een lange refractaire periode die het hart beschermt tegen een te hoge hartslagfrequentie.
Wat doen gap-junction kanalen in hartweefsel en waar loopt de stroomkring?
Ze laten ionen door die depolarisatie kunnen veroorzaken. De stroomkring loopt door in de extracellulaire ruimte zodat er een gesloten stroomkring ontstaat en impulsgeleiding mogelijk wordt.
Hoe vindt de elektrische activiteit van het contraherende myocard plaats?
- Snelle depolarisatiefase = opening natriumkanalen
- Plateaufase = de membraanpotentiaal blijft gelijk door gelijke in- en uitwaartse stroom, het actiepotentiaal duurt langer doordat calciumkanalen langzamer openen.
- Repolarisatie = activatie van kaliumkanalen.
Calciuminflux tijdens deze fase leidt tot contractie via calcium-induced calcium release.
Wat zijn de effecten van het parasympathische en het orhtosympatische systeem op de SA-knoop, en hoe ontstaan de effecten?
- Parasympatische systeem stimuleert daling van de hartfrequentie. -> Muscarine receptoren worden geactiveerd, deze stimuleren kalium kanalen en remmen calcium kanalen en If. Hierdoor ontstaat een langzame diastolische depolarisatie fase en een lagere hartfrequentie.
- Orthosympatische systeem stimuleert stijging van de hartfrequentie. -> b1- adrenerge receptoren worden geactiveerd, deze stimuleren calcium kanalen en If. Hierdoor ontstaat een snellere diastolische depolarisatie fase en een hogere hartfrequentie.
Wat is de functie van het bloed en waardoor kunnen veranderingen in het interne milieu optreden?
- De functie is het transporteren van moleculen en cellen ten behoeve van de homeostase.
- Interne veranderende waarden, prikkels, beschadigingen of micro-organismen van buitenaf, interne voedingsstoffen- en afvalstoffen concentraties en interne communicatie kunnen veranderingen veroorzaken.
Waardoor is een bloedvat altijd afgedekt en welke soorten vaten bestaan er?
- eenlagig endotheel en om grote vaten zitten spierlagen voor transport.
Arterien = hebben een gespierde wand -> kunnen drukbewegingen vanuit het hart doorgeven.
Venen = hebben kleppen -> terugstroom van bloed verhinderen.
Capillairen = hebben een enotheelwand, één laag dik, -> stofwisseling - Continue capillairen; hebben kleine gaatjes voor kleine stoffen
- Gefenestreerde capillairen; hebben dunnere gedeelten (in de darm)
- Sinusoidale capillairen; hebben grote gaatjes (in het beenmerg en lever)
Waaruit bestaat bloed, bloedplasma en serum?
Bloed bestaat uit plasma en cellen.
Bloedplasma bestaat uit 92% water en 8% plasma eiwitten (fibromen, albumine en globuline, organische moleculen en zouten)
Serum = plasma - stollingsfactoren.
Hoe wordt de hoeveelheid rode bloedcellen genoemd en wat zijn de normale man/vrouw waarden?
- Hematocriet
- Vrouw = 0,4 - 0,5
- Man = 0,45 - 0,55
Waar zorgt de biconcave vorm van erytrocyten voor en hoe ontstaat het?
- Oppervlakte vergroting waardoor betere gasuitwisseling plaatsvindt en erytrocyten zich makkelijk door capillairen kunnen verplaatsen.
- De vorm wordt gecreëerd door het membraanskelqt dat uit bindingen van spectrine met ankyrine bestaat.
Sferocytose (rond) en eliptosytose (ovaal) zijn vormafwijkingen.
Wat gebeurt er bij koolstofmonoxide vergiftiging?
Hemoglobine, wat normaal aan zuurstof bindt, bindt aan koolstofmonoxide waarna het niet meer loslaat en organen niet de juiste hoeveelheid zuurstof krijgen.
Waar is albumine belangrijk voor en welke fracties bestaan ervan?
Constant houden van osmotische druk in de capillairen. Albumine is het dominantste eiwit dat aanwezig is in het plasma.
- Alfa-globuline; o.a. enzymen-inhibitoren en transportwitten
- Beta-globuline; o.a. transferrine en LDL (cholesterol)
- Gamma-globuline; Immunglobulinen (antistoffen)
Wat geeft elektroforese en waarop wordt het onderscheid gemaakt?
Een eiwitspectrum, op grond van lading van lading worden de eiwitten gescheiden.
Welke bloedgroep heeft geen antistoffen en welke geen antilichamen? Welk onderdeel van bloed wordt gedoneerd?
- Bloedgroep AB
- Bloedgroep O
- Alleen erytrocyten
Wat zijn trombocyten, wat doen ze en hoe ontstaan ze?
Trombocyten zijn bloedplaatjes, hebben een functie bij bloedstolling en ontstaan uit megakaryocyten in het beenmerg. Het zijn afsnoeringen van het cytoplasma en het membraan van de megakaryocyt.
Hoe verloopt de bloedstolling?
- Hechting van trombocyten aan beschadigde vaatwand -> een plug.
- Activatie van stollingscascade waarbij protrombine -> trombone en fibrogeen -> fibrine en een stolsel kan ontstaan. Fibrine vormt een netwerk van fibrinedraden dat herstel bevordert (sluit beschadigde deel van bloedvat) en houdt bacteriën tegen.
Welke soorten leukocyten zijn er?
Neutrofiele granulocyten, basofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, lymfocyten en monocyten.
Waar zijn neutrofiele granulocyten bij betrokken en hoe doen ze dit?
Betrokken bij acute reactie op ontstekkingsprikke door fagocyten en doden van bacterie middels;
- Collagenase (om door het bindweefsel heen te kunnen dringen)
- Lysozym (om door bacteriële celwand te knippen)
- Lactoferrine (binding groeifactor aan bacterie; bacterie gaat barsten)
Waar zijn eosinofiele granulocyten bij betrokken en hoe doen ze dit?
Betrokken bij parasitaire infecties, allergische reacties, remming van acute ontstekingen en internalisatie van Ag-Ab complexen.
Waar zijn basofiele granulocyten bij betrokken en hoe doen ze dit?
Zetten IgE-respons in gang, waardoor histamine gevormd wordt wat verantwoordelijk is voor vasodilatatie. Ze stimuleren via chemotaxis de activiteit van neutrofiele en eosinofiele granulocyten.
In welke vormen zijn lymfocyten (B- en T-cellen) aanwezig?
Kleine inactieve en grote actieve vorm.
- Kleine lymfocyten worden gerecirculeerd via bloed- en lymfevaten.
- Grote lymfocyten migreren vanuit een lymfeklier naar de plaats van ontsteking.
Er zijn ook plasmacellen, deze vormen het eindstadium van B-cel activatie, kunnen veel antistoffen produceren en zijn vooral aanwezig in het beenmerg.
Waar zijn monocyten bij betrokken en hoe doen ze dit?
Zowel acute als chronische ontstekingen. Ze kunnen pathogenen fagocyten en doden middels enzymen of radicalen de micro-organismen.
- Macrofaag; via fagocytose pathogenen opnemen en onschadelijk maken.
- Dendritische cellen; vooral belangrijk bij stimulatie van naïeve T-cellen.