week 9 en 10 Flashcards
Welke type afstotingsreacties zijn er?
- hyperacuut, humoraal: door gepreformeerde allo-antigenen tegen donor MHC en AB0 groep.
- acuut, cellulair en/of acuut humoraal: door inductie adaptieve immuunrespons tegen donor MHC.
- chronisch: door zowel allo-immuunresponsen als niet-immunologische oorzaken:
- hypertensie
- hyperlipidemie
- geneesmiddelentoxiciteit
- virale infecties
- late effecten van ischemie/reperfusieschade
- terugkeer oorspronkelijke ziekte
VAATSCHADE
Welke soort infecties kunnen er ontstaan na welke tijd na transplantatie?
< 1 maand:
- donor derived
- nosocomiaal (algemeen transplantatiespecifiek)
- recipient derived
1-12 maanden:
- reactivatie latente infectie
- opportunistische infectie
> 12 maanden:
- community acquired
- late intracellulaire infectie (virus, bacterie, schimmel, parasiet)
- kanker (huid, PTLD)
Welke drie geneesmiddelen behoren tot de standaard immuunsuppressie de eerste drie maanden na transplantatie?
- Tacrolimus
- Mycofenolaat Mofetil
- prednison
Welke verschillende indelingen zijn er over de pathologie van rejectie?
Op tijd: (hyper)acuut vs. chronisch
Op mechanisme: T cel gemedieerd (TCMR) vs. antistof gemedieerd (ABMR)
Op locatie afwijkingen biopt: vasculair vs. interstitieel
Meest gebruikte systeem is Banff systeem
Welke karakteristieke afwijkingen heeft acute rejectie door TCMR en wat is de indeling hiervan volgens BANFF?
Karakteristieke afwijkingen:
- interstitieel infiltraat
- tubulitis
- vasculitis/arteritis
Indeling volgens BANFF:
IA: matig ernstige tubulitis
IB: ernstige tubulitis
IIA: elke vorm van vasculitis
IIB: ernstige vasculitis
III: transmurale vasculitis/necrose
Wat zijn karakteristieken en indeling volgens BANFF van acute rejectie met ABMR?
Karakteristieke afwijkingen in nierbiopt:
- glomerulitis
- peritubulaire capillaritis
- vasculitis/artritis
- complement 4d depositie
Indeling volgens BANFF:
Actieve ABMR: glomerulitis of vasculitis (of endotheelschade of ATN)
Chronische actieve ABMR: glomerulaire afwijkingen.
Om van ABMR te spreken niet alleen histologische schade, maar ook serologisch (anti-HLA) en in toenemende mate ook genexpressie producten.
Welke behandelmogelijkheden zijn er bij rejectie van transplantaat?
Eerstelijnsbehandeling: hoge dosis corticosteroïden
Tweedelijnsbehandeling: anti-T cel therapie
- Polyklonaal antilichaam anti thymocyten globuline (ATG)
- monoklonaal antilichaam (alemtuzumab)
Behandeling bij ABMR is niet duidelijk:
- Bij aantoonbare antistoffen: plasmawisseling + IVIG
- Aanvullende therapie?
Wat zijn kenmerken van ATG?
Polyklonaal antistof
Werkzaam tegen T-cellen, maar ook tegen andere cellen van het immuunsysteem
Behandeling voor rejectie
via infuus (liefst CVL) toedienen
behandeling 10-14 dagen op geleidde van trombo’s/lymfo’s (kan lymfo- of trombopenie geven)
veel acute reacties! Koorts, rillingen, ziek, spierpijn, soms longoedeem en meningitis
ongeveer 1 jaar werkzaam (dus ook 1 jaar bijwerkingen)
toename kans op infecties en kanker, vooral lymfomen
Wat zijn kenmerken van alemtuzumab (campath-1H)?
- Monoklonaal antilichaam tegen CD52 op T, B, NK cellen, monocyten, macrofagen en DCs
- vaste dosis van 30mg, eenmaal of tweemaal
- weinig bijwerkingen, soms wat koorts of lokale reactie
- zeer potente langetermijneffecten, T cel depletie kan tot 36 maanden aanhouden
- verhoogd risico op infecties
- bij patiënten met MS zijn er meer auto-immuunfenomenen gezien (schildklier)
Wat zijn strategieën om rejectie te voorkómen?
Antigeniciteit van orgaan:
- HLA matching
- ischemie reperfusieschade
- donor behandeling
- etc.
Activiteit van alloreactieve effector T cellen
- Immuunsuppressiva
- leeftijd ontvanger
- bijspelende infecties (o.a. CMV)
- etc.
Welke cellen uit allogene transplantaat veroorzaken Graft-versus-Host Disease (GVHD)?
- T-lymfocyten, vooral CD4+ Th-cellen
- Ook NK-cellen, Tk-cellen en APC
Wanneer kan GVHD ontstaan?
Als wordt voldaan aan drie voorwaarden:
1. Transplantaat bevat immunocompetente T-cellen
2. Donor en ontvanger zijn HLA-oncompatibel (allogene HSC-transplantatie)
3. Ontvanger is immunodeficiënt (bijv door ziekte, cytostatica, bestraling)
Wat zijn minor histocompatibility antigens (MiHA)?
- ‘non-MHC antigenen’
- polymorfe eiwitten die kunnen verschillen tussen donor en ontvanger (alloantigenen)
- veroorzaken T-cel responsen bij mismatch donor-ontvanger
- spelen daardoor ook een rol bij afstotingsreacties en GVHD
- bekendste voorbeeld: H-Y antigeen
Wat is de pathogenese bij acute GVHD?
- Weefselschade door conditionering
- Activatie van antigeen presenterende cellen (APCs) van de patiënt
- Presentatie van antigenen door APCs aan donor T-lymfocyten
- Activatie van donor T-lymfocyten met als gevolg cytokine productie
- Toename van weefselschade door o.a. cytotoxische T cellen, NK cellen en inflammatoire cytokines
Wat zijn de target organen bij een acute GVHD?
Alle, maar in het bijzonder:
- huid: schilfering tot blaarvorming en volledige afstoting
- darm: verdwijnen darmepitheel
- lever: geelzucht
Mate van HLA match belangrijkste risicofactor en vaak bijkomende klachten van koorts en algehele malaise.
Wat zijn kenmerken met een chronische GVHD?
Tijdstip begin: grote spreiding, meestal in afbouwfase van immunosuppressiva
Pleomorf ziektebeeld dat mild tot zeer ernstig kan verlopen.
Vrijwel elk orgaan kan aangetast zijn; voornamelijk huid, ogen, mond, oesophagus, long en lever
Kan gepaard gaan met vrij ernstige immuundeficiëntie en als gevolg daarvan met opportunistische infecties
Wat is de eerstelijnsbehandeling bij chronische GVHD?
Mild: topicale behandeling met corticosteroïden
Moderate/severe: systemische therapie met corticosteroïden alleen of in combinatie
Extra behandeling is afhankelijk van welk orgaan betrokken is.
Multidisciplinaire benadering.
Minder corticosteroïden dan acute GVHD maar langer gebruik
Hoe kan GVHD na allogenen HSC-transplantatie worden voorkomen?
- depletie T-cellen uit transplantaat voorafgaand aan transplantatie
- behandeling patiënt met immunosuppressieve middelen
NB geen standaard en/of optimale behandeling
Welke type immunosuppressiva zijn er?
glucocorticosteroïden
Anti-metabolieten
Calcineurine blokkers
JAK inhibitors
NSAIDs
Thalidomides, hydroxychloroquine
Biologicals
Wat zijn indicatoren voor het gebruik van glucocorticosteroïden?
- Bijna alle auto-immuunziekten
- Allergische reacties
- Transplantatie
Wat voor effecten hebben glucocorticosteroïden op het immuunsysteem?
- inhibitie van inflammatoire mediatoren (cytokines, prostaglandines en NO)
- Inhibitie van cel migratie en adhesie
- inductie van apoptose van leukocyten
Wat zijn bijwerkingen van glucocorticosteroïden?
- Cushing-habitus
- osteoporose
- DM
- mentale dysfunctie, waaronder psychose
- infectie
- aseptische bot necrose
- huidbloeding
Wat is de werking van purine synthese inhibitors (azathioprine)?
- purine antagonist
- interfereert met de synthese van nucleïnezuren
- blokkeert de synthese van adenosine en guanosine
- cytostatisch
- werkt vooral op proliferatieve cellen
Wat zijn de indicaties voor purine synthese inhibitors (azathioprine)?
- veel auto-immuunziekten
- wordt vooral gebruikt als steroïde sparend medicijn
- Vroeger ‘anti-rejectie therapie’