Week 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de hoofdfuncties van het spijsverteringskanaal (tractus digestivus)?

A
  • Motoriek
  • secretie
  • digestie (vertering)
  • resorptie
  • productie faeces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn faeces?

A

Delen wat niet verteerd kan worden en worden uitgescheiden door lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 3 lagen is de muscosa opgebouwd?

A
  • epitheellaag (slijmvlies)
  • Lamina propria
  • Lamina muscularis mucosae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 4 lagen is de darmwand van het duodenum opgebouwd?

A
  • muscosa
  • submycosa
  • muscularis externa
  • serosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat de muscularis externa?

A

Bestaat uit:
- circulaire laag
- longitudinale laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welk soort spierweefsel bestaat de muscularis externa?

A

Bestaat uit glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een villus?

A

Een darmvlok, bevat verschillende gespecialiseerde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zorgt voor het enorme oppervlakte van de darmvlok?

A

De microvili (borstelzoom), zijn heel klein en vormen het grote opp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 6 lagen is het colon opgebouwd?

A
  • Crypten van Lieberkühn (darmsapklieren)
  • Lamina propria
  • Muscularis mucosa
  • submucosa
  • circulaire spieren
  • longitudinale spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke cellen bestaat de crypten van Lieberkühn?

A
  • Surface absorptive cell
  • gobiet cell (slijmbekercel)
  • enteric endocrine cell
  • stamcel
  • ongedifferentieerd crypten cells
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lijkt de opbouw van de dunne darm op die van de duodenum of op die van colon?

A

Van colon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe trekken gladde spiercellen samen?

A

Dit doen ze door dense body’s die t.o.v elkaar bewegen en de celwand naar elkaar toetrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke twee manieren kan calcium de gladde spiercellen aanzetten tot contractie?

A
  • Door sapnningsafhankelijke Ca-kanalen
  • Door een agonist te laten binden aan receptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er als een agonist bindt aan een receptor?

A

Dan wordt een G-eiwit geactiveerd, waardoor phosoholipase C hiervan splitst. PIP2 wordt geactiveerd en maakt DAG en IP3. IP3 zorgt dat Ca-kanaal van sacroplasmatic reticulum opengaat en Ca++ de cel in stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is de ATPase activiteit niet altijd actief in glad spierweefsel en in skeletspierweefsel wel?

A

Dit komt doordat ATPase in glad spierweefsel geactiveerd wordt door MLCK en in skeletspierweefsel is het altijd actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de contractie dmv MLCK?

A
  • Calmodulin bindt Ca++
  • Dit bindt aan de MLCK
  • MLCK bindt ATP en een inactief myosin
  • Dit veranderd in een Actief myosin met P, waarbij ADP wordt afgesplitst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe worden de zenuweindigingen op gladde spiercellen genoemd?

A

Varicositeiten (axonale verdikkingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke twee soorten varicositeiten heb je?

A
  • multiunit → stuurt enkele cel aan
  • unitary → stuurt door middel van gapjunctions de cellen als geheel aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke soort varicositeit zien we in het spijsverteringstelsel?

A

De unitary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar vinden we de multiunit?

A

In de spieren van de iris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is de depolarisatie van gladde spiercellen niet snel?

A

Het wordt gevoerd door calcium kanalen (altijd langzaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Door wat wordt de repolarisatie geregeld?

A

Door kalium kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt de slow waves in pacemaker cellen?

A

1 - spanningsafhankelijke Ca-kanalen gaan open
2- Actiepotentiaal (piek)
3- Ca++ instroom, Ca++ concentratie stijgt intern
4- open Ca++ afhankelijke Cl- kanalen
5- slow hyperpolarisatie
6 - Spanningsafhankelijk Ca++ kanalen sluiten, interne Ca++ concentratie daalt
7- Ca++ afhankelijke Cl- kanalen sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn pacemaker cellen?

A

De cellen in het verteringsstelsel, deze zijn vrij onafhankelijk van zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de ritmische activiteit van maag, dunne darm en colon?

A
  • Maag 3/min
  • dunne darm 9-12/min
  • colon 3-4/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe worden de slow waves doorgegeven aan andere gladde spiercellen?

A

Door midden van gap junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waaruit bestaat het autonome zenuwstelsel?

A
  • parasympatische
  • orthosympatische
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het plexus entericus?

A

Dat zijn veel neuronen die in darmwand liggen, coördineren de sluitspieren en andere activiteiten van darm (perifiere neuronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is peristaltiek?

A

Knijpende beweging van een buisvorming orgaan dat inhoud ervan vooruitkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Door welke zenuw wordt peristaltiek gecoördineerd?

A

Door de n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe werkt peristaltiek?

A

Aan de proximale kant contractiegolf van circulaire spieren, distaal van de bolus relaxatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Door wat worden de circulaire spieren in wand aangevoerd?

A

Door de plexus entericus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is progressieve dysfagie?

A

Slikklachten, hier ontspant de onderste slokdarmsluitspier zich niet goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke 3 functies heeft het bekken?

A
  • houding en beweging
  • afvoersysteem. anaal en urethra
  • geslachtsorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Uit welke 3 botdelen bestaat het bekken?

A
  • Uit os coxae (2)
  • Sacrum
  • os coccygis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waarvoor zorgen de ligamenten in het bekken?

A

Zorgen dat de ring van het bekken sterk blijft en voor stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Uit welke twee delen bestaat de benige ring van het bekken?

A
  • pelvis major (liggen darmen op)
  • pelvis minor (trechtergedeelte, organen van bekkenbodem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waaruit bestaat het os coxae?

A
  • os ilium
  • os pubis
  • os ischium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Door welke 2 spiergroep is de bekkenuitgang afgesloten?

A
  • Diaphragma pelvis (vangen druk van abdomen op)
  • Diaphragma urogenitaal (sluit levator poort bijna volledig af)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de drie zwellichamen?

A
  • 2x corpus cavernosum
  • corpus spongiosum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

In welk zwellichaam zit de urethra

A

In de corpus spongiosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn de crus penis

A

De benen van de corpus cavernosum (lateraal uitlopend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe werken de zwellichamen?

A

Zwellichamen zijn opgekrulde bloedvaatjes omhuld met strak glad spierweefsel. Wanneer er stimulatie is, ontspannen de gladde spiercellen. Door weerstand door fascia en dat de venen worden afgesloten, wordt hij stijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waarom moeten de venen bij een erectie worden afgeloten?

A

Omdat anders het bloed direct weer wegloopt, ze worden dichtgeduwd door zwellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is nog nodig bij erectiele disfuncties als je het wil oplossen met medicatie?

A

Dat de penis nog wel stijf kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke soorten van viagra heb je?

A
  • sildenafil (nadeel uur wachten)
  • tadalafil (weekendpil)
  • vardenafil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat gebeurt er bij een vasocomy?

A

Ductus deferens wordt doorgesneden of vastgeknoopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waarom neemt het ejaculaat niet er af na een vasocomy?

A

Omdat het grootste deel uit de zaadblaasjes komt en uit prostaatvloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Waarvoor zorgt de prostaat?

A

Dat er geen sperma in de blaas komt en geen urine in het sperma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waarom is het belangrijk dat de testes op een bepaalde temparatuur blijven?

A

Dat is belangrijk voor de sperma kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Vanuit welk stuk van de aorta verkrijgen de genitale organen bloed?

A

Vanuit de aorta op nierhoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is een prostaatcarciunoom?

A

Is kwaadaardig wat je kan voelen anaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is het gevolg van prostaatvergroting?

A

Geeft druk op de urether en komt veel voor bij oude mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de n. pudendus (S) en wat stuurt het aan?

A
  • Somatosensorisch
  • Glans penis, scrotumhuid en penishuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is de n. splanchini pelvici en wat stuurt het aan?

A
  • parasympatisch
  • peniszwellichamen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de n. hypogastricus en wat stuurt het aan?

A
  • symptaisch
  • glandula bulbourethralis, ductus deferens,
    vesicula en prostaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is de n. pudendus (M) en wat stuurt het aan?

A
  • somatomotorisch
  • M. ischiocavernosum, m. bulbospongiosum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is de belangrijkste reden dat een vrouw wijde heupen heeft?

A

dit komt door het geboortekanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welke verschil zie je in de os pubis van de man of de vrouw?

A

Bij een man maakt het een hoek, bij een vrouw meer boogachtig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat bekijk je als je let op de bekkenmaten van een vrouw?

A

Of het mogelijk is dat er een natuurlijke bevalling kan plaatsvinden, daarbij is 11 cm diameter minimaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Waarom is het belangrijk dat er verschillende pelvis oefeningen zijn na een bevalling?

A

Dit komt doordat de spieren tijdens een bevalling een enorme klap te verwerken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat zijn de verschillen tussen man en vrouw bij diaphragma pelvis?

A

Vrouw heeft een vagina, man niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat zijn de verschillen tussen man en vrouw bij diaphragma urogenitale

A

Vrouw vagina
Man klier van Cowper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat zijn de verschillen tussen man en vrouw bij zwellichamen

A

Vrouw heeft bulbus vestibuli en klier van bartholin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Welke organen zitten in vrouwelijk bekken?

A

Uterus, vesica urinaria, rectum, ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Waar lopen de bloedvaten?

A

Die lopen tussen de dubbele lagen peritoneum heen

67
Q

Wat is een versio?

A

Hoek tussen vagina en cervix uteri

68
Q

Wat is flexio?

A

Hoek tussen cervix en corpus uteri

69
Q

Wat is de normale situatie van uterus t.o.v vagina?

A

anteversio en ante flexio

70
Q

Waartoe kan een gekantelde uterus leiden?

A

Tot mindere vruchtbaarheid of indaling

71
Q

Hoe wordt ervoor gezorgd dat de uterus de blaas niet dichtdrukt?

A

Het kan een beetje meebewegen met de blaas

72
Q

Wat is vaak het probleem bij indaling (utero vaginale prolapse)

A

Vaak door longproblemen, druk is dan hoog, of door zwakke spieren

73
Q

Wat zijn fistula’s?

A

Hier is de vaginawand gescheurt als baby te lang vast is blijven zitten. Er zijn scheurtjes ontstaan naar blaas en rectum of uterus
(is makkelijk te verhelpen, maar wel vervelend)

74
Q

Waar moet je goed op letten als je de baarmoeder weghaalt?

A

Dat je niet de ureter doorneemt

75
Q

Wat is het verschil tussen man en vrouw wat betreft herstelperiode?

A

Man heeft een lange herstel periode nodig, vrouw kan meerdere orgasmens krijgen.

76
Q

Waarom zijn de cyclussen van de seksuele responscyclus belangrijk?

A

Omdat je hiermee bepaalde problemen kan vinden omdat je kan zien waar het ong fout gaat.

77
Q

Alle bekkenorganen ontvangen bloed van aftakkingen van a. iliaca interna behalve….?

A

a. ovarica, a. rectalis superior, a. pudenda externa. Zelfde geld voor veneuze systeem

78
Q

Met welke venen staan de veneuze plexussen rond bekkenorganen in verbinding?

A

Met de v. azygos systeem en plexus venosi vertebralis

79
Q

Wat is het verschil tussen eencellige eukaryoten en meercellige eukaryoten?

A
  • Eencellige eukaryoten hebben soms vele geslachten, meercellige eukaryoten meestal twee geslachten.
  • gameten van eencellige zijn (bijna) identiek, die van meercellige zijn verschillend.
80
Q

Wanneer ontstaan er mannetjes bij de caenorhabditis elegans (worm)?

A

Wanneer er slechte omstandigheden zijn, anders is het een hermphrodite

81
Q

Wat is het indifferentiegonade?

A

Een structuur die zich kan ontwikkelen tot testes of ovarium (week 6 embyogenese)

82
Q

Wat geeft een 45, X?

A

Wordt een vrouw met turner syndroom

83
Q

Wat geeft een 47, XXY?

A

Wordt een man met Klinefelter syndroom

84
Q

Wat bepaalt of je een man of vrouw wordt?

A

De aan- of afwezigheid van het Y-chromosoom

85
Q

Welke regio zit zowel op het X- als het Y-chromosoom?

A

De psuedo-autosomale regio (PAR)

86
Q

Vrouwen hebben 2 X-chromosomen maar gebruiken er uiteindelijk maar 1, waarom?

A

Omdat we 1 van onze X-chromosomen uitzetten.

87
Q

Waarom wordt het Y-chromosoom soms als ondergeschikt aangezien of zielig?

A

Omdat het maar 78 genen bevat en de X bevat 1050 genen.

88
Q

Wat is het chromosomaal geslacht?

A

XX of XY

89
Q

Wat is het gonadaal geslacht?

A

Testikel of ovaria

90
Q

Wat is het fenotype?

A

Man of vrouw

91
Q

Wat is het Sry-gen en wat doet het?

A

Het sex determining region Y gen, zorgt dat de testes ontstaan.

92
Q

Wat is er aan de hand bij 46, XX mannen die het Sry gen hebben?

A

Zij gonadaal man, maar hebben geen spermatogenese omdat die op het Y-chromosoom zitten.

93
Q

Wat is er aan de hand bij 46, XY vrouwen?

A

Deze hebben vaak een mutatie op het Sry-gen.

94
Q

Sry is een transcriptiefactor, wat activeert het?

A

Het activeert SOX9, verder doet het niets. Ook maar kort aanwezig

95
Q

Wat gebeurt er bij de positieve feedback van SRY gen?

A

Sry activeert SOX9, deze maakt de FGF9 signalen wat SOX9 nog meer activeert en mannelijke differentiate plaats vind en de vrouwelijke blokt.

96
Q

Wat is er nodig om een vrouw te worden?

A

Dan moeten de WNT-signalen en FOXL2 (TF) geactiveerd worden die nodig zijn om de positieve feedback te blokkeren en vrouwelijke differentiatie plaats vindt. Ovariumvorming remt SOX9

97
Q

Wat doet het anit-müllerse gang hormoon?

A

Dit wordt geproduceerd door testes en zorgt ervoor dat de gang van Müller ten onder gaat en het een man wordt.

98
Q

Wat gebeurt er bij afwezigheid van anti-müllerse gang hormoon?

A

Dan gaat de gang van Wolf ten onder en wordt het een vrouwtje.

99
Q

Waaruit bestaat het inwendige genitale stelsel?

A

Uit gang van Müllerian of de gang van Wolf.

100
Q

Wat voor soort hormoon is testosteron?

A

Een steroidhormoon

101
Q

Hoe wordt DHT gevormd?

A

Testosteron ondergaat 5a-reductase en wordt dihydro-testosteron (DHT)

102
Q

Waarvoor is DHT belangrijk?

A

Voor de ontwikkeling van uitwendige genitale stelsel.

103
Q

Is de ontwikkeling van man of vrouw hormoon afhankelijk of hormoon onafhankelijk?

A

Hormoonafhankelijk, alleen de vorming van het urogenitale stelsel (zonder differentiatie) is onafhankelijk

104
Q

Waarom is testosteron alleen niet genoeg om mannelijke geslachtsorganen te krijgen?

A

Het is belangrijk dat het omgezet wordt tot DHT. Moet nu meer via bloedbaan en dat kan DHT beter

105
Q

Hoe onstaat oestradiol en wanneer is het nodig?

A

Ontstaat door aromatase van testosteron, is pas na de embryonale ontwikkeling nodig

106
Q

Wat gebeurt er bij XY in de foetale fase?

A
  • testosteron/DHT zorgt voor mannelijke ontwikkeling genitale en mannelijke hersenontwikkeling.
  • anti-müllerse gang hormoon zorgt voor vernietiging gang van Müller
107
Q

Wat gebeurt er bij XY in puberteit?

A
  • Testosteron/ DHT zorgt voor spermatogenese, extra spierontwikkeling, stemverlaging, baardgroei, oksel-schaambeharing, jeugdpuistjes en zweetgeur.
  • antie-Müllerse gang hormoon zorgt dat testosternon oestradiol remt, zorgt voor geen borstontwikkeling.
108
Q

Wat gebeurt er bij XX in foetale fase?

A
  • Laag niveau testosteron zorgt voor vrouwelijke ontwikkeling genitalia en vrouwelijk hersenontwikkeling.
  • Geen anti-müllerse gang hormoon zorgt dat gangen van Müller ontwikkeling tot eileiders en baarmoeder.
109
Q

Wat gebeurt er bij XX in puberteit?

A
  • Laag niveau testosteron zorgt voor vrouwelijke spierontwikkeling, oksel- en schaambeharing, jeugdpuistjes en zweetgeur.
  • Geen anti-müllerse gang hormoon, zorgt dat oestradiol gevormd wordt en dat stuurt ovariumfunctie en cyclus aan. Daarbij de vrouwelijke lichaamsvormen en borstontwikkeling.
110
Q

Welke twee urinesystemen zijn er?

A

Mannelijke en vrouwelijke

111
Q

Wat ligt er bij de rechternier?

A

bijnier, lever, en een stuk colon

112
Q

Wat ligt er bij de linkernier?

A

bijnier, milt, pancreas, maag en stukje colon.

113
Q

Wat is het gevolg dat de nieren bij zoveel organen liggen?

A

Het kan elkaar beïnvloeden

114
Q

Hoe wordt de nier beschermd?

A

Door een vetlaag met daaromheen een fascia renalis die niet strak zit.

115
Q

Waarom is het aan de ademhaling te voelen als iets niet goed zit met de nieren?

A

Omdat normaal de nieren met ademhaling/diaphragma mee bewegen.

116
Q

Wat is een zwerfnier?

A

Een zwerfnier is helemaal afgezakt en kan gevaartlijk zijn omdat de bloedvoorziening en afvoer kan worden afgekneld.

117
Q

Waaruit bestaat de nier?

A
  • columna renalis
  • cortex renalis
  • medulla renalis bestaande uit pyramide renalis
118
Q

Waar zit de v. renalis sinistra?

A

Deze gaan onder de okselhoogte van de a. mesenterica superior langs.

119
Q

Waar zitten de lymfevaten van de rechter nier en waar die van de linker nier?

A

Van de rechternier zitten rond de vena cava, die van de linkernier zitten rond de aorta.

120
Q

Waarom is een cyste of tumor op een nier niet heel gevaarlijk?

A

omdat dan een enkele pyramide kan weggehaalt worden, het wordt pas gevaarlijk als het verspreid is.

121
Q

Waar zal een tumor op een nier vooral naar uitzaaien?

A

Naar de lymfeknopen

122
Q

Waar wordt een niergetransplanteerd en waarom?

A

op de vleugel van het bekken, dat is makkelijker dan op de oorsponkelijke plek.

123
Q

Wat gebeurt er met de oude nieren als er een transplantatie plaats vind?

A

Als ze niet gevaarlijk zijn, blijven ze gewoon zitten.

124
Q

Waar lopen de ureters en wat zorgt ervoor dat urine naar beneden gaat?

A

Ze zitten onder het peritoneum en urine gaat naar beneden dmv zwaartekracht en bepaalde spieren.

125
Q

Waaraan kan je het snelt zien of er nierstenen zijn?

A

Er ontstaat urinedruk en alle structuren gaan een beetje uitzetten.

126
Q

Waar ontstaan de meeste nierstenen en waardoor worden ze vooral veroorzaakt?

A

Ze ontstaan op plekken waar krommingen zitten en worden veroorzaakt door calciumoxalaat.

127
Q

Hoe kan je nierstenen verwijderen?

A

Door utrasoundgeluid of scoop met grijpertje.

128
Q

Wat is de versica urinaria?

A

De blaas

129
Q

Hoe wordt gezorgd dat urine vanuit de blaas niet terug stroomt de ureters in?

A

Er zit geen klepje, maar wel een soort randje.

130
Q

Wat is het verschil tussen de blaas van de man en de vrouw?

A

De blaas van de man is iets kleiner dan die van de vrouw.

131
Q

Waarom hebben vrouwen sneller een blaasontsteking?

A

Ze hebben een kortere urethra

132
Q

Waarom heeft een man twee spincters en een vrouw maar 1?

A

Omdat bij mannen de urethra twee functies heeft.

133
Q

Welke twee oplossingen zijn er bij trauma aan blaas?

A
  • blaaspunctie of blaaskatheter, laatste is alleen lastiger bij mannen.
134
Q

Wanneer hebben mannen pas vaak een blaasontsteking?

A

Als ze een blaaskatheter of prostaatoperatie hebben gehad.

135
Q

Welke twee centrums regelen je eetlust?

A
  • verzadigingscentrum (VMN)
  • hongercentrum (LHA)
136
Q

Welke twee neuronen zijn aanwezig bij het eetlust systeem?

A
  • anorexigenic neuronen → actief dan geen eetlust
  • orexigenic neuronen → actief dan gevoel van honger
137
Q

Door welke stoffen worden de neuronen beïnvloed die te maken hebben met je eetlust?

A
  • leptine (door vettten)
  • insuline
138
Q

Hoe beïnlvoed leptine je eetlust?

A

Hoe meer leptine hoe minder honger je hebt, werkt alleen minder perfect als het lijkt.

139
Q

Hoe beïnvloed insuline je eetlust?

A

Het werkt snel en geeft een gevoel van verzadiging, maar remt tegelijkertijd ook orexigenic neuronen.

140
Q

Waar zitten het honger en verzadigingscentrums

A

In verschillende kernen in de hypothalamus

141
Q

Wat bevat zowel anorexigene als orexigene neuronen?

A

de nucleus arcuatus

142
Q

Waarvoor zorgt activatie van anorexigenen neuronen en wat helpt daarbij?

A

Leptine en insuline zorgen voor verminderde eetlust.

143
Q

Waarvoor zorgt activatie van orexigenen neuronen en wat verhelpt dat

A

Zorgen voor hongergevoel, kunnen worden geremd door leptine en insuline

144
Q

Welke stof wordt er door een (lege) maag geproduceerd en wat voor werking heeft het?

A
  • Ghreline
  • heeft een orexigene werking
145
Q

Wat zijn de drie fases van slikken?

A
  • orale fase
  • faryngeale fase
  • oesofageale fase
146
Q

Wat zijn belangrijke functies van de maag?

A
  • opslag voedsel
  • vertering: mengen en kneden, secretie hormonen, H+ productie
  • Bescherming: mechanisch, chemisch en bacterieel
147
Q

Waardoor wordt de maagsapsecretie gestimuleerd?

A

Door parasympatische systeem dmv acetylchlorine.
Heeft effect op ECL(enterochromaffin-like cell) die histamine afgeven en aanzetten tot productie protonen.

148
Q

Wat is de gastrale fase?

A

Dat er daadwerkelijk wat in de maag komt

149
Q

Wat innerveert de maag en wat heeft het voor gevolgen?

A

De n. vagus
Deze merkt dat er voedsel binnenkomt en de maag ontspant waardoor er veel kan worden opgeslagen.

150
Q

Hoe kan de druk in de maag sneller oplopen?

A

Door vagotomie

151
Q

Wat zijn de drie fases van de maag?

A
  • propulsion (voedsel richting dichte pylorus)
  • grinding (het voedsel wordt gecrunst)
  • retropulsion (voedsel wordt teruggeduwd in maag)
152
Q

Wat is chymus?

A

Een spijsbrij, wordt hiertoe gekneed door de maag

153
Q

Wat is receptieve relaxatie?

A

Dat de maag ontspant als er voedsel in komt. o.i.v van plexus entericus en n. 10

154
Q

Welke 3 fases zijn er bij de regulering van maagsapsecretie?

A
  • cefale fase
  • gastrische fase
  • intestinale fase
155
Q

Wat gebeurt er bij de gastrische fase?

A

Door rekking van de maagwand en aanwezigheid van eiwitfragmenten wordt de maagsapsecretie verhoogd

156
Q

Wat gebeurt er bij de intestinale fase?

A

Hier wordt het maagsapsecretie gereguleerd o.i.v de pH en de hoeveelheid vetzuren in duodenum

157
Q

Door welke elementen wordt de dunne darmmotoriek geregeld?

A
  • segmentale insoeringen
  • pendelbewegingen
  • rimpeling van slijmvlies
  • darmvlokbewegingen
  • peristaltische golven
158
Q

Wat gebeurt er in de dikke darm?

A
  • absoptie water en ionen
  • verteerd mbv bacterien en faeses gemaakt
159
Q

Wat is de cephale fase?

A

Het zien van voedsel is al genoeg om de maag te activeren.

160
Q

Waarvoor zorgen de pacemakercellen?

A

Voor het ritme van contractei

161
Q

Wat is het migrerend motorisch complex?

A

Het opruimen van onverteerde (voedsel)resten

162
Q

Wat is compartimalisatie en waar vindt het plaats?

A

Vindt plaats in dunne darm en hier worden stukjes voedsel tot kleine porties gekneed.

163
Q

Wat is defecatie?

A

Het indikken van de brij, opslag en verwijderen uit de dikke darm

164
Q

Welke sphincter staat onder de invloed van de wil en werlke niet.

A

De interne staat niet onder invloed van de wil, de externe anale sphicter wel.