week 8 Flashcards

1
Q

Wat is de grootste oorzaak van neonatale sterfte?

A

premature geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn korte en lange termijn gevolgen van vroeggeboorte?

A

korte termijn:
- necrotizerende enterocolitis
- premature retinopathie (ROP)
- imuuncel disfuntie
- BPD (bronchopulmonale dysplasie) en RDS (respiratory distress syndrome)
- schade aan de witte stof en IVH (hersenbloeding)

Lange termijn:
- astma
- copd
- slechte longfuntie
- ontwikkelingsachterstand
- gehoorbeperking
- schizophenic/autsime
- hersenverlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn oorzaken van perinatale sterfte?

A
  • prematuriteit
  • dysmaturiteit (IUGR/SGA)
  • aangeboren afwijkingen
  • placentaire afwijkingen
  • infecties
  • lage APGAR score
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke histologie past bij bronchopulmonale dysplasie (BPD)?

A

Een vermindering van het aantal alveoli met een relatief onrijp beeld van het longparachym en grote simpele alveolaire structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van necrotiserende enterocollitis?

A
  • locatie: terminale ileum, ceacum, colon ascendens
  • necrose
  • ulceraties
  • pneumatosis intestinalis: belletjes in de darmwand (goed zichtbaar op XBOZ), leidend tot perforatie
  • peritonitis
  • sepsis
  • preventie: moedermelk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er een grotere kans op pathologie (groei)?

A
  • groei afbuiging of versnelling (> 1 SD-afwijking)
  • groot verschil met streeflengte (> 1,6 SD i.v.t. TH)
  • Te kleine of te grote lengte (> 2 SD bij normale TH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke drie hoofdtype groeistoornissen heb je?

A

Primaire groeistoornis, secundaire groeistoornis en idiopathische groeistoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van een primaire groeistoornis?

A
  • verstoorde regulatie van de groei (epifysair) schijf
  • mutaties in genen, verstoring van cellulaire processen, paracriene signalen of extracellulaire matrix
  • SGA (smal for gestational age) geboorte zonder inhaal groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van een secundaire groeistoornis?

A
  • Invloed van buiten op de epifysair schijf
  • endocriene stoornis, over-/ondervoeding, chronische ziekte
  • afbuigende lengtecurve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van Turner syndroom?

A
  • 45XO
  • gezichtsdysmorfieën, wede tepelstand, korte benen
  • hart- en nierafwijkingen
  • grotere kans op auto-immuun aandoeningen
  • POI
  • milde ontwikkelingsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van het Silver-Russell syndroom?

A
  • SGA
  • Macrocefalie met frontal bossing (prominent voorhoofd)
  • voedingsproblemen en/of een te lage BMI
  • lichaamsasymmetrie
  • postnataal een slechte groei
  • ontwikkelingsachterstand
  • genetische afwijkingen: hypomethylatie 11p15, maternale UPD7 of genmutaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn gevolgen van een GH-deficiëntie?

A
  • kleine lengte met meestal progressieve afbuiging (vaak pas zichtbaar na 1e levensjaar)
  • vertraagde botrijping en daardoor achterlopende skeletleeftijd
  • meer vet, minder spiermassa, verminderde botdichtheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke factoren op het niveau van absorptie van geneesmiddelen zijn anders bij kinderen t.o.v. volwassenen?

A
  • zuurgraad: hogere zuurgraad die lager wordt
  • enzymactiviteit: metaboliserende enzymen neemt toe bij leeftijd.
  • darm: bij neonaten is de maag en darmpassage vertraagd. Bij peuters is de darmpassage versneld.
    • De pH is gebufferd door frequente voeding.
    • Darmflora
  • first-pass uptake: vertraagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke factoren op het niveau van distributie van geneesmiddelen zijn anders bij kinderen t.o.v. volwassenen?

A
  • lichaamsverhouding: kinderen hebben relatief een groter huidoppervlak. Bovendien is hun water-vet verdeling anders (neonaat meer water)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarin verschilt het metabolisme van geneesmiddelen van kinderen tov volwassenen?

A

Kinderen (prematuren, neonaten) hebben minder CYP450 waardoor vetoplosbare middelen minder snel worden omgezet in wateroplosbare middelen en worden uitgescheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staat TORCHES voor?

A

Toxoplasmose
Other (HIV, parvovirus B19)
Rubella
Cytomegalovirus
Herpes simplex virus
Syfilis

17
Q

Wat zijn klinische manifestaties van congenitale CMV infectie?

A

Kliniek:
- icterus
- prematuritas
- SGA
- hepatosplenomegalie
- petechiën/purpura
- neurologische afwijkingen: microcephalie, hypotonie, convulsies, (periventriculaire verkalkingen)

Lab:
- thrombocytopenie
- geconjugeerde hyperbilirubinemie, verhoogde transaminasen

18
Q

Welk klinisch beeld bij neonaten past bij een postnatale sepsis/meningitis?

A
  • kreunen
  • slechte perifere circulatie/grauw
  • temperatuurinstabiliteit
  • apnoes / bradiecardieën
  • convulsies
  • weinig/niet actief
  • longbeeld (GBS infectie) lijkt op RDS
19
Q

Wat zijn risicofactoren voor een foetus/neonaat voor een GBS infectie?

A
  • geboren < 37 weken
  • PROM = gebroken vliezen > 24 uur
  • tekenen infectie bij moeder (sepsis)
  • zware maternale kolonisatie = UWI
  • vrouwen met eerder kind met GBS infectie
20
Q

Wanneer spreken we van hyperemesis gravidarum?

A

Bij dreigende dehydratie, gewichtsverlies of onvoldoende verbetering van klachten ondanks behandeling met anti-emetica: verwijzing gyneacoloog

21
Q
A