Week 8 Flashcards
Welke klachten/symptomen zal een patiënt met nierziekte hebben en welke nierfunctie hoort daarbij?
Klachten als: oedeem (toegenomen extracellulair volume), dyspnoe, vermoeidheid en misselijkheid
Echter beginnen deze klachten vaak pas bij een nierfunctie van 30 ml/min (30%) terwijl 100-120 ml/min normaal is (100%)
Welke 2 testen wordt er uitgevoerd om een nierfunctiestoornis te herkennen?
Creatinineklaring: Er wordt altijd gekeken naar het serum creatinine gehalte (creatinine is een afvalproduct van je spiermetabolisme (bij een constante spiermassa altijd gelijk en wordt uitgescheiden door de nieren)) –> met een formule de kun je de klaring uitrekenen in ml/minuut (hoeveel uitgescheiden bij bepaalde hoeveelheid bloed) die gelijk is aan de GFR (glomulaire filtratie druk) –> normaal zo’n 100-120 ml/minuut (=100%)
Proteïnurie: bij een nierziekte kunnen eiwitten in de urine lekken, deze kun je meten met een dib stickje –> plastic strookje met chemicaliën die gevoelig zijn voor verschillende stoffen (glucose, ketonen, eiwitten, ect.) en van kleur veranderen als ze er mee in contact komen –> kleur geeft een maat voor hoeveelheid concentratie van de stof
Wat is de rol van de nieren op hypertensie?
Nieren spelen belangrijke rol in de bloeddrukregulatie door het RAAS-systeem
De nier wilt graag voldoende nier doorstroming en het GFR zal op peil gehouden moeten worden bij een lage bloeddruk –> gebeurt door RAAS, deze kan de bloeddruk verhogen
Hypertensie kan komen door een te grote natriumconcentratie –> zorgt het dat vocht wordt vastgehouden –> secundaire hypertensie (ten gevolge van iets dat we kennen)
Wat zijn de beperkingen van een hemodialyse patiënt?
- 3 maal 4-5 uur per week dialyse (tijdsintensief)
- 3 maal per week 2x wachten op een taxi
- Vochtbeperking (drinken wat ze uitplassen + 500-700 ml)
- Eiwitbeperking, Na, K en fosfaat beperking
- Bloeddrukverlagende medicatie slikken
- Fosfaatbinders, vitamine B-C-D, bloedverdunners en erytropoëtine
Wat gebeurt er bij een niertransplantatie en wat zijn de belangrijkste kenmerken?
Donornier (van hersen- of hartdood of levend persoon) wordt bij de patiënt ingebracht (zie afbeelding)
- Donornier kan tot zo’n 60-70% functioneren
- Wel grote kans op infecties, tumoren of kwaadaardige aandoeningen
- Donornier wordt lager neergezet –> anders erg ingrijpende operatie en ook is de urineleider niet lang genoeg om in zijn geheel mee te transplanteren (want deze krijgt bloedvoorziening van de nieren en de blaas)
Wat zijn de kenmerken van het tubulaire natrium transport?
- Op vrijwel elke plek wordt natrium gere-absorbeerd (vooral onder
invloed van het RAAS-systeem) - Wat je stroom opwaarts doet, heeft invloed op stroom afwaarts –>
belangrijk om te kijken waar je in het nefron zit en of je in of buiten de
cel zit (+ aan welke kant het bloed en aan welke kant de urine zit)
Uit welke onderdelen is de nier opgebouw
- Cortex/schors: buitenkant, filtratie door glomeruli (vaatkluwen in de
nier) - Merg: binnenkant, verzamelbuizen en lis van Henle (reabsorptie
voorurine), donker van kleur, bestaat uit piramides of lobben met een
papil (overgang van piramide naar calyx) - Calyx: kleine en grote, soort kelk waar urine wordt opgevangen uit de
papil voordat het naar de nierbekken gaat - Perianale vet: bescherming van nieren
- Pyelum/Nierbekken: komt de urine uit de calyx major op uit en vanuit
hier kan het in de ureter stromen - A. en v. renalis: voor de bloedvoorziening
Wat is de functie van de nieren?
- Filtratie en secretie van afvalstoffen uit het bloed
- Regulatie van water en zout huishouding (bloeddruk en zuur-base
balans) - Hormoon productie (renine, erythropoetine en activatie vitamine D3)
Wat zijn de nefronen en hoe zijn ze opgebouwd?
- Functionele units van de nieren: zorgen dat 180 liter voorurine wordt
teruggebracht naar 1-1,5 liter urine - Zitten in het corticale gedeelte van de nier
- Opgebouwd uit: glomerulus - kronkelende en rechte proximale
tubulus - dunne dalende lis van Henle - dikke opstijgende lis van
Henle - juxtaglomerulaire apparaat (feedback punt) - kronkelende
distale tubulus - verzamelbuis - Ongeveer 1.000.000 nefronen per nier met een lengte van 50 mm per
stuk
Wat is een glomerulus, hoe loopt het bloed er door heen en waar vindt de terugkoppeling plaats?
Filtratie unit van het nefron
- Per nier ong. 1.000.000 glomeruli met een totale lengte van 13 km aan glomerulaire capillairen
- Bloed komt binnen via afferente arteriole –> capillairen in glomerulus waar het in de ruimte van Bowman/capsulaire ruimte komt –> na filtratie gaat de urine de proximale tubulus in
- Bij de afferente en efferente arteriolen loopt een stukje distale tubulus en daar zit de macula densa aan de kant van de arteriolen (deel van juxtaglomulaire apparaat) (–> deze meet NaCl in urine en kan hierdoor filtratie aanpassen)
Uit welke verschillende cellen bestaat de glomerulus?
-
Endotheelcel: bekleedt de capillair, grote fenestrae waar kleine
cellen door kunnen, negatief geladen (–> negatief geladen deeltjes
kunnen moeilijker door basaalmembraan) -
Glomulaire basaalmembraan: onder het endotheel, bestaat uit
collageen IV en lamine (–> zorgen samen voor fysieke barrière) en
proteoglycanen (–> hierdoor negatieve lading basaalmembraan),
alleen moleculen < 10 nm of 70 kDa kunnen passeren -
Podocyten: aan de buitenzijde van het basaalmembraan,
bekleedt glomerulaire basaalmembraan met tentakels –> begrensde
capillairen, het slit diaframa zorgt dat geen grote eiwitten in de urine
terecht komen -
Mesangiale cellen: centrale cellen, geven stevigheid aan de
glomerulus, reguleren hydrostatische druk door contractie (reageert
op angiotensine), kan endotheline maken (–> verkleint
afferente/efferente arteriolen), fagocytose van immunoglobuline
complexen en regulatie van cytokines tijdens ontstekingsprocessen
Wat is de functie van de proximale tubulus?
- Re-absorptie: 60% H2O en ionen, glucose, mineralen, aminozuren,
vitaminen en eiwitten (< 70 kDa) (–> gereabsorbeerde stoffen worden
opgenomen door peritubulaire capillairen) - Secretie van organische ionen: choline en creatine
- Metabolisme van vitamine D
Hoe is de microscopische opbouw van de proximale tubulus?
Hoogcylindrisch epitheel met microvilli
- Microvilli: GEEN trilharen, zorgen voor vergroting van het oppervlak voor resorptie van voorurine,
- Cellen: geen duidelijke omgrenzing, wel centraal gelegen kern met heel veel mitochondriën (–> hierdoor donkerder gekleurd cytoplasma) voor energie,
- Proximale tubulus is langer dan distale tubulus –> op histologische doorsnede meer proximale tubulus zichtbaar
Wat gebeurt er in de lis van Henle, waaruit bestaat het en hoe ziet het eruit
In het dalende deel H2O reabsorptie en in het stijgende deel NaCl reabsorptie
Is vrij dun en bestaat uit kleine kubische cellen
Verschil tussen capillair en lis van Henle is geen aanwezigheid van rode bloedcellen in de lis van Henle
Wat is en wat gebeurt er in de distale tubulus?
Volgt na de lis van Henle, tussen het juxtaglomerulaire apparaat tot aan de verzamelbuis, kleinere buizen met kubisch epitheelcellen zonder microvilli en regelmatig verdeelde kernen (lijkt op een kralenketting)
Er is reabsorptie van NaCl (–> daarmee regulatie waterbalans), secretie van H+ en NH4+ (–> regulatie zout-water balans)
Wat is en wat gebeurt er in de verzamelbuis?
Hier verzamelt het urine zich
Verzamelbuizen hebben hele duidelijke celmembranen, geen microvilli en zijn net iets groter dan een distale tubuluscel
Er vindt reabsorptie van H2O en NaCl plaats en secretie van zuren en absorptie van HCO3-
Wat is het juxtaglomerulaire apparaat (JGA), waar bestaat het uit en wat doet het?
Belangrijke rol in de regulatie van de water-zout balans
Bestaat uit: macula densa (in distale tubulus), twee arteriolen en juxtaglomerulaire cellen
Functie: regulatie glomerulaire filtratie druk, productie hormoon renine (–> activeren RAAS-systeem) en regulatie van de renale doorstroming en bloeddruk
Hoe ziet de ureter eruit en hoe is deze opgebouwd?
Lijkt een beetje op een vat, bestaat uit 3 lagen:
1. Mucosa: binnenbekleding is urotheel
2. Muscularis: erg dik en werkt pulserend, zodat urine naar de blaas wordt geleid (–> anders kans op ontsteking)
3. Adventitia: buitenzijde, met vaten en zenuwen