Week 7 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van screening volgens Wikipedia?

A

Het onderzoeken van een in principe gezonde bevolking om asymptomatische gevallen van een ziekte/aandoening op het spoor te komen, in veronderstelling dat deze aandoening in een vroeg stadium beter te behandelen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van screening volgens RIVM?

A

Een medisch onderzoek bij mensen die geen gezondheidsklachten hebben. Het onderzoek is gericht op het vinden van ziekte, een erfelijke aanleg voor zieke, of risicofactoren die de kans op ziekte vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van screenen?

A

Het verhogen van de levensverwachting on.of de kwaliteit van leven in de populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bij screening eerder gewenst, een hoge sensitiviteit of - specificiteit?

A

Hoge specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 typen bias zijn er als je alleen naar survival kijkt?

A
  • Lead time bias
  • Length bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt bedoeld met de lead time bias?

A

De diagnose is eerder gesteld door screening maar de patiënt overlijdt even vroeg als dat hij zou overlijden met normale diagnose (klachten).
Moment van sterven blijft gelijk maar de patiënt weet gewoon eerder dat hij de ziekte heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met de length bias?

A

Screening detecteert alleen langzaam groeiende tumoren met een langere survival en niet de snelgroeiende tumoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de enige manier om de effectiviteit van screenen vast te stellen?

A

Gerandomiseerde studies met als uitkomst ziekte-specifieke sterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 vormen van screening zijn er?

A
  1. Georganiseerde screening
  2. Opportunistische screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen georganiseerde en opportunistische screening?

A
  • Georganiseerde: externe verantwoordelijkheid→ de overheid/zorgverzekeraar benard mensen actief
  • Opportunistische: interne verantwoordelijkheid→ overheid geeft toestemming voor screening, maar initiatief ligt bij het individu.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je de sensitiviteit en specificiteit?

A
  • Sensitiviteit: TP/(TP+FN)
  • Specificiteit: TN/(TN+FP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bereken je de positief en negatief voorspellende waarde?

A
  • PVW: TP/(TP+FP)
  • NVW: TN/(TN+FN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 6 determinanten van de kwaliteit van zorg?

A
  1. Effectief
  2. Patiëntgericht
  3. Veiligheid
  4. Efficiënt
  5. Tijdelijk
  6. Toegankelijkheid
  7. (Passie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 pathways tot kwaliteitsverbetering in de zorg?

A
  • Change-pathway: informatie om te zien waar ruimte voor verbetering ligt.
  • Selection-pathway: patiënten kiezen de best presterende ziekenhuis.
  • Reputation-pathway: zorgaanbieders verbeteren zorg vanwege reputatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de hoogste groepen in kosten van de zorg?

A
  1. Psychische stoornissen
  2. Hart- en vaatziekten
  3. Spijsverteringsstelsel aandoeningen
  4. Bewegingsapparaat aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor stijgen de kosten in de zorg?

A
  • Demografie (vergrijzing)
  • Verhoogde kwaliteitseisen
  • Indicatie verbreding
  • Medische technologie
17
Q

Wat is het gevaar van de kostenstijging in de zorg?

A
  • Solidariteit, betaalbaarheid, toegankelijkheid, houdbaarheid.
  • Dreigende tweedeling tussen arm en rijk.
18
Q

Wat zijn de criteria in de trechter van Dunning?

A
  1. Noodzakelijke zorg
  2. Werkzaamheid
  3. Doelmatigheid
  4. Eigen rekening en verantwoording
19
Q

Wat zijn de typen economische evaluatie?

A
  1. Kosten minimalisatie
  2. Kosten-baten analyse (KBA)
  3. Kosteneffectiviteitsanalyse (KEA)
  4. Kosten-utiliteitsanalyse (KUA)
20
Q

Hoe bereken je de kosten-effectiviteitsratio?

A

Kosten(a) - Kosten(b) / Effect(a) - Effect(b)

21
Q

Welke 3 aspecten spelen een rol bij vooruitgang?

A
  1. Demografisch
  2. Politiek-sociaal-economisch
  3. Medische mogelijkheid
22
Q

Welke 4 aspecten spelen een rol bij medicalisering?

A
  1. Uitbreiding van het zorgdomein
  2. Aanzien medische professie
  3. Gezondheidscultuur
  4. Gezondheidszorg als recht