Week 6 H. 8 + 9 Flashcards
1
Q
Volgens Tonnies zijn er 2 samenlevingstypen, welke?
A
- De Gemeinschaft (de gemeenschap – agrarische gemeenschap):
- Saamhorig – “wij”-gevoel
- Statisch
- Informeel
- groepsbelang - De Gesellschaft (de maatschappij – stadswijk):
- Individualistisch – “ik”-gevoel
- Dynamisch/veranderlijk
- Onpersoonlijk
- Individueel belang
2
Q
Wat is een jongerencultuur?
A
Cultuur waarin jongeren normen, waarden en denkbeelden deels min of meer los van voorgaande generaties ontwikkelen of daar juist een reactie op zijn.
3
Q
Wat is een risicosamenleving
A
Onze nieuwe samenleving met alle technologische mogelijkheden brengt ook veel nieuwe risico’s met zich mee – leidt tot grote mate van onveiligheidsgevoel”
(Keuringsdienst van Waarde)
4
Q
Door groeiende individualisering kans op vervreemding (3), kan leiden tot (1)?
A
- Relevantie van eigen activiteiten moeilijk te overzien. - – — Steeds verder individualiseringsproces (waar liggen verantwoordelijkheden?)
- Menselijk bewustzijn gespleten (zapcultuur – snelle verandering)
- Machteloosheid
5
Q
Hoe is sociale beweging ontstaan?
A
- Franse revolutie
Strijd bourgeoisie en feodale adel - Communistisch manifest (1848)
Zelfstandige visie op arbeidersklasse in de toekomst - Economische crisis (1890)
Idee van “massastaking” als doel! - Opbouwen organisatie (1900 – 1945)
Centralisering en disciplinering
Inperking stakingswapen
Voorzieningen voor de leden - Doorontwikkeling (1945 – 1960)
Hoofddoel = volledige werkgelegenheid
Subdoelen = vaststellen algemene arbeidsvoorwaarden en bieden van bestaanszekerheid (sociale verzekeringsstelsel)
6
Q
Hoe kan men macht uitoefenen?
A
- Geweld/dwang;
- Beloning;
- Manipulatie;
- Geïnstitutionaliseerde machtsuitoefening;
- Overtuigingskracht/rationele macht;
- Charismatische macht.