week 6: classification and comparison Flashcards
thing
ding
things
dingen
stuff
spullen
object
voorwerp
part
onderdeel
kind
soort
sort
soort
type
type, soort, model
variety
ras, soort
range
bereik, reeks, serie
brand
soort, merk
typical
typisch
classification
classificatie
category
categorie
typically
normaal gesproken
quality
kwaliteit
feature
kenmerk
detail
detail, kleinigheid
vary
variëren, afwisselen
various
gevarieerd
characteristic
kenmerkend
correspond to
overeenkomen met
opposite
tegenovergestelde
list
lijst, een lijst maken van
order
volgorde
following
volgende
important
belangrijk
importance
belang, betekenis
relevant
relevant
necessary
nodig, noodzakelijk
essential
essentieel, wezenlijk
crucial
cruciaal
vital
essentieel, wezenlijk
minor
kleiner, onbelangrijk
slight
gering, klein
unnecessary
onnodig
unimportant
onbelangrijk
main
hoofd-, belangrijkste
principal
hoofd-, voornaamste
chief
voornaamste, belangrijkste
major
hoofd-, grootste
certain
zeker, bepaald
with
met
without
zonder
former
vroegere
latter
laatste
belong to
toebehoren aan
own
eigen, bezitten
owner
eigenaar
possess
bezitten
possession
bezit, eigendom
whose
wiens
of
van
my
mijn
mine
het mijne
our
ons
ours
het onze
your
jouw
yours
het jouwe
his
zijn
her
haar
hers
het hare
its
zijn, haar
their
hun
theirs
het hunne
cause
oorzaak, veroorzaken
effect
effect, gevolg
why
waarom
because
omdat
due to
wegens
factor
factor
impact
impact
on account of
wegens
so
dus, zodat
therefore
daarom, dus
order
bedoeling, doel
result
resultaat
consequence
gevolg
depend on
afhangen van
together
samen
put together, put together, put together
samenbrengen
connect
verbinden
connect to
verbinden met
combine
combineren
combination
combinatie, verbinding
link
verbinden
relate
in verband staan, betrekking hebben op
compare
vergelijken
comparison
vergelijking
contrast
tegenstelling, contrast
to contrast
contrasteren, vergelijken
than
dan, als