Week 6 Flashcards

1
Q

Budget

A

Overzicht van de korte termijn verwachte cash flows veroorzaakt door geplande activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Budgetteren

A

Proces van vaststellen, gebruiken en evalueren van budget.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies van budgetten

A

Planning, coördinatie motivatie, controle en verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Budgetteringstermijn

A

Op welk termijn? Dit is afhankelijk van de aard van de activiteiten van de organisatie.
- Periodebudget: gedurende een periode (bijv. jaarlijks).
- Doorlopend budget: continue aanpassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Masterbudget

A

Alle budgetten samen. Bestaat uit de operating budgets en de financiële budgets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Standaardkosten

A

De geplande kosten per product. Een budget op basis van standaarden bevat geplande totale kosten.

  • Ideale standaard: wordt bepaald bij optimale omstandigheden.
  • Normale standaard: wordt bepaald in te verwachten situatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Standaarden: materiaal

A

Standaardprijs voor directe materialen: schatting van de inkoopafdeling welke wordt gebaseerd op inkoop, transport en opslag.
Standaardgebruik materialen: hoe veel is er nodig per product en wat is de toegestane verspilling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Standaarden: arbeid

A

Standaardprijs directe arbeid: bestaat uit loon, werknemersvoordelen en belasting.
Standaardtijd directe arbeid: gemeten productietijd per product, pauzes en tijd voor het voorbereiden/afronden van de productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Standaarden: overhead

A

Manufacturing overhead costs: standaard predetermined overhead rate = gebudgetteerde overhead kosten / standaard cost driver (verdeelsleutel).
Normale productie: gemiddelde productie over een lange periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Variantie analyse

A

Vaststellen van het verschil tussen het budget en het werkelijke resultaat. Oorzaak van verschillen: leren, controle en planning.

Varianties worden geëvalueerd op basis van hun effect op de gebudgetteerde resultaten: gunstig of ongunstig? Deze ontstaan in prijs, efficiëntie of bezetting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Statisch budget

A

Het budget op basis van het geplande volume; alle standaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Flexibel budget

A

Het budget op basis van het werkelijke volume. Je rekent hier met de standaardprijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Statisch budget variantie

A

Verschil tussen statisch budget en de realisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Afzetvolume variantie

A

Het verschil tussen statisch en flexibel budget.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Flexibel budget variantie

A

Verschil tussen flexibel budget en realisatie. Het verschil kan komen door een prijsverschil of een efficiëntieverschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly