Week 1 Flashcards
Accounting
Het registreren van economische gebeurtenissen. Geeft inzicht in prestaties. Het levert financiële overzichten voor interne en externe belanghebbenden. Ook gaat het om het leveren van verantwoording (accountability).
De balans
Een overzicht van bezittingen en schulden. Links vind je de activa en rechts de passiva:
- Activa: liquide middelen en overige bezittingen.
- Passiva: eigen vermogen en schulden.
De resultatenrekening
Een overzicht van opbrengsten en kosten. Dit sluit aan bij de balans: de nettowinst veranderd het eigen vermogen.
Het kasstroomoverzicht
Overzicht van de kasmutatie (inkomsten en uitgaven). Sluit aan bij de balans: de kasmutatie veranderd de liquide middelen.
Op de korte termijn is de kasmutatie een prestatiemaatstaf met ruis: sommige kasmutaties zeggen niets over de huidige prestatie van de onderneming en sommige aspecten van de huidige prestatie van de onderneming gaan niet gepaard met een kasmutatie.
Dubbel boekhouden
Stappen van dubbel boekhouden:
- Maak een openingsbalans.
- Neem een openingsbalans over in het grootboek.
- Registreer gebeurtenissen in het journaal.
- Breng de journaalpost naar het grootboek.
- Sluit de periode af: breng het grootboek naar de balans en maak een eindbalans.
Performance measurement
Prestatiemeting staat bij accounting centraal. Het is gebaseerd op, maar niet gelijk aan de cash flow.
Verwerken (to recognize)
Een element opnemen in de balans of resultatenrekening.
Waarderen (to measure)
Een waarde toekennen aan een element n de balans of resultatenrekening.
Rekeningschema (chart of accounts)
Je kunt een grootboek organiseren met een rekeningschema. Je gebruikt hierbij de basiselementen uit de financiële overzichten.
Ethiek
Gedragsnormen om te bepalen of handelingen goed of fout zijn.
Algemeen geaccepteerde boekhoudbeginselen (GAAP)
Een standaardreeks van boekhoudregels.
Ingehouden winst
Ingehouden winst = inkomsten - uitgaven - dividend.