Week 1 Flashcards

1
Q

Accounting

A

Het registreren van economische gebeurtenissen. Geeft inzicht in prestaties. Het levert financiële overzichten voor interne en externe belanghebbenden. Ook gaat het om het leveren van verantwoording (accountability).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De balans

A

Een overzicht van bezittingen en schulden. Links vind je de activa en rechts de passiva:
- Activa: liquide middelen en overige bezittingen.
- Passiva: eigen vermogen en schulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De resultatenrekening

A

Een overzicht van opbrengsten en kosten. Dit sluit aan bij de balans: de nettowinst veranderd het eigen vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het kasstroomoverzicht

A

Overzicht van de kasmutatie (inkomsten en uitgaven). Sluit aan bij de balans: de kasmutatie veranderd de liquide middelen.

Op de korte termijn is de kasmutatie een prestatiemaatstaf met ruis: sommige kasmutaties zeggen niets over de huidige prestatie van de onderneming en sommige aspecten van de huidige prestatie van de onderneming gaan niet gepaard met een kasmutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dubbel boekhouden

A

Stappen van dubbel boekhouden:
- Maak een openingsbalans.
- Neem een openingsbalans over in het grootboek.
- Registreer gebeurtenissen in het journaal.
- Breng de journaalpost naar het grootboek.
- Sluit de periode af: breng het grootboek naar de balans en maak een eindbalans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Performance measurement

A

Prestatiemeting staat bij accounting centraal. Het is gebaseerd op, maar niet gelijk aan de cash flow.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verwerken (to recognize)

A

Een element opnemen in de balans of resultatenrekening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarderen (to measure)

A

Een waarde toekennen aan een element n de balans of resultatenrekening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rekeningschema (chart of accounts)

A

Je kunt een grootboek organiseren met een rekeningschema. Je gebruikt hierbij de basiselementen uit de financiële overzichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ethiek

A

Gedragsnormen om te bepalen of handelingen goed of fout zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Algemeen geaccepteerde boekhoudbeginselen (GAAP)

A

Een standaardreeks van boekhoudregels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ingehouden winst

A

Ingehouden winst = inkomsten - uitgaven - dividend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly