week 6 Flashcards

1
Q

directe calorimeter

A

Atwater-rosa calorimeter. Arbeid verrichten en temp meten (1 kcal is 1 gram water 1 graden Celsius verhogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

indirecte calorimeter

A

zuurstofcompetentie meten met O2 opname en CO2 afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

double labelled water method

A

2H2 18O: O18 komt ook in C18O2 in ademwegen. hoe eerder O18 op is, hoe meer metabolisme heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

energie inhoud per voedselcomponent per gram

A

koolhydraat: 4
eiwit: 4
vet: 9
alcohol: 7
voedingsvezel: 1,5-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

BMI classificatie

A

<18,5 ondergewicht
18,5-24,9 gezond gewicht
25-29.9 overgewicht
30-39.9 obesitas
>40 morbide obesitas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zuurstofgebruik* … = energie verbruik

A

5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 componenten van totale energie ‘expenditure’

A

adaptive thermogenesis, physical activity en basal metabolic rate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lichaamsgewicht vooral bepaald door …

A

Zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof en calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vrije vetmassa

A

niet-essentieel vet + opslagvet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lean body mass

A

weefsel met essentieel vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vetvrije massa bestaat uit …

A

Water, glycogeen en eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoge WHR …

A

Relatief meer insulineresistentie, een neiging tot hogere bloeddruk en hogere cholesterolspiegels, hogere kans op HVZ en meer kans om over korte of lange termijn te sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meetmethodes voor lichaamssamenstelling

A

Huidplooidiktemeting
Lichaamsomtrek meting op verschillende plaatsen
Bio-elektrische impedantie analyse (BIA)
Beeldvorming (CT, MRI en DEXA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eigenschappen vetcellen in buik

A

Zijn insulineresistent
Geven meer vrije vetzuren en cytokines af na stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Production mode

A

Post-absorptive
Early fasting
Late fasting
Starvation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Storage mode

A

Goed-gevoed
Maaltijd na periode van vasten

16
Q

post-absorptive

A

Overnacht vasten (4-12h)
Energie komt uit de glucose voorraad en leverglycogeen

17
Q

early fasting

A

12-36h
Eiwitten worden afgebroken om glucose te produceren (gluconeogenese en netto eiwitafbraak), maar ook lactaat en glycerol

18
Q

late fasting

A

> 36h
Er komen veel vetzuren vrij, die in de lever worden geoxideerd.
Er ontstaan ketonlichamen als afvalproduct in de lever

19
Q

Processen tijdens storage mode

A

Glycogenese
Lipogenese en TG synthse
Netto eiwitsynthese
(meer glycolyse, minder vetzuuroxidatie)

20
Q

Gevolg hoge bloedsuikerspiegel op eiwit oxidatie

A

Eiwitten kunnen makkelijker geoxideerd worden

20
Q

Processen tijdens production mode

A

Glycogenolyse
Gluconeogenese
Lipolyse
Ketogenese (ketonlichaam oxidatie)
netto eiwitafbraak
(minder glycolyse, meer vetzuuroxidatie)

21
Q

Tijdens early-refed state eerst glycogeen naar …

A

Spieren en dan pas lever

22
Q

Reactie nieren op hoge bloedsuikerspiegel

A

Uitscheiden van glucose

23
Q

Gluconeogenese

A

Omzetting van eiwitten in glucose

24
Q

LPL

A

op vetweefsel endotheel, haalt triglyceriden uit chylomicron en splitst in vrije vetzuren

25
Q

rekrutering

A

insuline zorgt voor versmelting van de blaasjes waardoor de transporter in het celmembraan komt te zitten

26
Q
A
27
Q
A