Week 6 Flashcards

1
Q

Voordelen flow-volume curve

A
  • stroomsterkte betere maat voor opsporen luchtwegweerstand
  • fouten tijdens blazen makkelijker te zien
  • door karakteristieke patronen herkennen van ziektebeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De voorspellende factoren als er wordt gekeken naar longcapaciteit

A
  • leeftijd
  • geslacht (mannen grotere longen dan vrouwen)
  • etniciteit
  • lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies bovenste luchtweg

A
  • voeding
  • zuurstof
  • uitscheiding
  • stem
  • reuk
  • smaak
  • afweer
  • conditionering (vocht, temperatuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afwijkingen neustussenschot

A
  • Choanaal atresie: bij neonaten die nog niet goed door de mond kunnen ademen, ontstaat een vliezige afsluiting achteringang neus.
  • Neuspoliepen
  • Adenoidhypertrofie
  • Geboortetrauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Luchtwegobstructies in mond

A

Macroglassie: bij kinderen, door een stapelingsziekte zit de mond “vol”.
Quincke’s oedeem: ace remmers zorgen voor acute zwelling tong.
Pfeiffer: lymfeklierweefsel zwelt op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Expiratoire en inspiratoire stridor

A

expiratoir: collaps/vernauwing van de luchtweg door intrathoracale processen
inspiratoir: hoog-frequent geluid veroorzaakt door turbulentie; meestal veroorzaakt door processen in de larynx of het cervicale deel van de trachea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Infectie - laryngitis subglottica

Infectie - supraglottis/epiglottis

A
  • inspiratoire stridor
  • blafhoest
  • dyspnoe met intrekkingen
  • heldere stem
  • langzaamaan progressief
  • ligt plat op rug
  • vaak veroorzaakt door haemophilus influenzae
  • zeldzaam
  • kwijlen
  • zit recht op
  • hoge koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functies paranasale sinussen

A
  • gewicht schedel omlaag
  • stemgeluid is meer sonoor
  • luchtconditionering
  • “stootkussen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Histologie van de bronchus

A
  • Epitheel
  • Mucosa: trilhaarcellen, slijmbekercellen, basale cellen, neuroendocriene cellen, clubcellen (puntmutsjes).
  • Gladdespiercellen
  • Kraakbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe heet de verbinding tussen de alveoli?

A

poriën van Kohn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee longziekten:
Longfibrose
Emfyseem

A

Longfibrose: progressieve verlittekening van de long
membraan wordt dikker, DLCO neemt af en het oppervlak neemt af.
Emfyseem: verlies van aantal longblaasjes: oppervlak neemt af, DLCO neemt af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de voorwaarden bij een diffusiemeting?

A
  • in zittende houding
  • geen zware inspanning voor meting
  • geen additionele zuurstof (10 min van tevoren staken)
  • 12 uur niet gerookt
  • recent hemoglobineconcentratie bekend?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke condities is gastransport door bloedbaan gestoord?

A

Verworven: anemie (hemolytisch of erytropoetisch), koolmonoxide vergiftiging, te veel MetHB (Fe2+ naar Fe3+).
Aangeboren: afwijkend b-globine (sikkelcelanemie, aggegratie van Hb) of ontbreken van b- of a-globine (thalassemia).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leidt hyperventilatie tot een acidose of een alkalose?

A

Alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volgorde van het bekijken van een thoraxfoto

A
  1. Abdomen
  2. thoraxwand en weke delen
  3. mediastinum
  4. long recht en long links
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

X-thorax: Silhouette sign, consolidatie, atelectase

A
  • grens tussen 2 structuren verdwijnen
  • opvullen van acini met vocht/weefsel
  • een collaps van de longen door daling van volume in alveoli, deze worden kleiner en denser
17
Q

Statische long volume componenten

A

TC/TLC: totale longcapaciteit, volume lucht dat na max inademing in de longen bevindt.
(I)VC: vitale capaciteit, na max uitademing vervolgens maximaal ingeademd kan worden.
IC: inspiratoire capaciteit, na een normale uitademing ingeademd kan worden.
FRC: functioneel residuaal capaciteit, volume na een normale uitademing.
IRV: inspiratoir reserve volume, na maximale inademing wat er overblijft naast Vt.
Vt: teugvolume, rustige ademhaling (0,5 L).
ERV: expiratoir reserve volume, wat na rustig ademhalen uitgeademd kan worden.
RV: residuaal volume (1L).

18
Q

Dynamische long volume componenten

A

FEV1: geforceerde expiratoire volume in 1 seconde.
FIV1: geforceerde inspiratoir volume in 1 seconde.
FVC: geforceerde vitale capaciteit, hoeveelheid die je max kan uitademen.

19
Q

Hoe kan je RV berekenen?

A

met een heliumverdunning

20
Q

Wat gebeurd er met de dynamische longvolumes bij patiënten met een luchtwegobstructie?

A

De FVC is kleiner dan de VC. Als deze mensen maximaal geforceerd uitblazen zullen de alveoli collaberen waardoor uitademing bemoeilijkt wordt.

21
Q

Inspiratie vs expiratie

A

Inspiratie: thorax groter, intrathoracale druk daalt en wordt negatief waardoor luchtwegen open worden gezet, in de mondholte is er een positieve druk dus daarom zal er een luchtstroom naar binnen plaatsvinden.
Expiratie: thorax wordt kleiner, intrathoracale druk wordt positief waardoor luchtwegen dicht worden gedrukt en zo ontstaat er een luchtstroom naar buiten.

22
Q

Welke waarde zegt iets over de mate van intrathoracale obstructie?

A

De FEV1.

23
Q

X-thorax bij: longoedeem en longfibrose

A

Longoedeem: hartcontour verdwijnt, diafragmakoepel niet afgrensbaar, vage onscherpe schaduw, geen longstructuren meer te zien.
Longfibrose: hele witte long.

24
Q

Wat is respiratoire insufficiëntie?

A

het falen van gasuitwisseling t.g.v. ontbreken of onvoldoende functie van het ademhalingssysteem: pO2 is verlaagd en pCO2 is verhoogd. hierdoor is er onvoldoende oxygenatie van de weefsels en falen van Co2 homeostase.

25
Q

Type I/partiële respiratoire insufficiëntie

Type II/complete respiratoire insufficiëntie

A
Type I: longfalen -> pO2 daalt
- lage zuurstofdruk in omgeving
- hypoventilatie (milde spierzwakte)
- ventilatie/perfusie stoornis
- diffusiestoornis
Type II: pompfalen -> pO2 daalt en pCO2 stijgt
- toegenomen koolzuur productie
- hypoventilatie (slaapapneu)
- toegenomen dode ruimte ventilatie
26
Q

Obstructief vs. restrictieve longaandoeningen

A

Obstructief: toename van weerstand van de airflow door partiële of totale obstructie van de luchtweg, hierdoor is er een verlaagde FEV1.
Restrictief: verminderde expansie van het longparenchym, en dus ook een verlaagde longcapaciteit (TLC).