Week 6-10 Flashcards

1
Q

expliciet leren

A

stap voor stap uitleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

impliciet leren

A

een metafoor gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

motorische leer principes

A

differentieel, foutloos, externe focus, analogie & dubbel taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is differentieel en noem een voorbeeld

A

differentieel leren is een variatie aanbieden tijdens een training
voorbeelden:
op 1 been staan op de vloer, gras en daarna op het strand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is externe focus en noem een voorbeeld

A

externe focus is als je iemand laat concentreren op iets wat extern gebeurd en niet intern.
voorbeeld:
een oefening uitvoeren terwijl je moet zeggen welke vinger iemand opsteekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is dubbeltaak en noem een voorbeeld

A

dubbeltaak is als je je oefening doet en intern iets erbij doet
voorbeeld:
je oefening + de tafel van … opnoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is analogie en noem een voorbeeld

A

analogie is dat je iemand een metafoor geeft zodat hij/zij beter kan begrijpen wat je bedoelt.
voorbeeld:
bij een zijwaartse onderhandse pass, alsof je tegen een boom aan plast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is foutloos en noem een voorbeeld

A

foutloos is als je vanaf 0 begint en het langzaam opbouwt, zo haal je eerst succes.
voorbeeld:
iemand eerst een bal laten vangen en gooien voordat je dat opbouwt naar basketbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly