Week 50 Flashcards

1
Q

Categorieën van orgaandonoren

A
  • Levende donoren – vrijwillig
    -> Een nier en een deel van een lever
  • Donoren die overlijden na dat een behandeling gestopt is, het hart stopt DCD (Death after cardiac death)
    -> Lever, niet, pancreas weefsel, soms de long, darmweefsel
  • Hersendode donor
    -> Alle organen
  • Donoren na euthanasie (DCD-subcategorie)
    -> Vaak patiënten met neurodegeratieve ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is the dead donor rule?

A
  • Geen transplantatie (of donatie) waarvan het verwijderen van het orgaan de oorzaak van overlijden is
  • Donor moet zijn overleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DCD

A
  • De patiënt moet binnen 2 uur (warme ischemie tijd), anders geen donatie mogelijk
  • Het hart is gestopt met kloppen (nog wel een elektrisch signaal)
  • Circulatie is gestopt -> 5 min geen druk variatie op de arteriële lijn meer
  • Het lichaam koelt langzaam af naar kamertemperatuur
  • De lichaamskleur veranderd
  • De patiënt wordt niet (meer) beademend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DBD

A
  • Complete en irreversibele falen van het cerebrum, de hersenstam en de medulla oblangata
  • Veroorzaakt door een toenemende intracraniale druk door een bloeding, trauma, tumor of ischemie
  • Progressief oedeem zorgt dat de hersenen zwellen waardoor bloedvaten worden gekneld wat zorgt voor hypoxie en henceforth progressie van oedeem
  • The vicieuze cirkel zal alleen eindigen wanneer de bloedflow in de hersenen is opgehouden
  • De druk nodig voor het stoppen van de bloedstroom zal ertoe hebben geleid dat de hersenen door het foramen magnum steken, waardoor de medulla oblongata wordt samengedrukt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Manieren om de diagnose hersendood te stellen x 6

A
  1. De patiënt moet zich voordehand in de diepste stand van coma bevinden (EMV3)
    a. E1 = geen openen van de ogen
    b. M1 = geen reactie op pijnprikkel
    c. V1 = geen geluid
  2. Er mag geen andere invloed zijn die op hersendood kan lijken (prealabele voorwaarden)
  3. Er moet een logische en aantoonbare oorzaak zijn
  4. Allen hersenstam reflexen moeten negatief zijn
  5. De EEG moet een vlakke lijn zijn (of een CT-angio moet een afwezigheid van bloedflow aantonen)
  6. Er is geen aantoonbare ademactiviteit (apneu test) – ademhaling valt als laatste uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hersenstam zenuwen

A
  • Oogreflexen
  • Hoest en slikreflex
  • Binnenoor (vestibulair reflex, icewater test)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Apneu test

A

Iemand zit aan de ademhaling en heeft normale CO2 waarde. De patiënt wordt losgekoppeld en er wordt gekeken of er nog een ademhaling komt (patiënt blijft geoxideerd)
positief = dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indicatie harttransplantatie

A
  • Eindstadium hartfalen
  • Optimale conventionele behandeling
  • Goede compliance/ leefregels/ dieet
  • Geen andere interventies mogelijk
  • Aanzienlijke winst te verwachten in duur en kwaliteit van leven
  • Behouden nierfunctie, goede longfunctie, geen andere belangrijke pathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eindstadium hartfalen

A
  • NYHA klasse III, afwisselend IV
  • Vochtretentie, moeheid, dyspneu, slechte eetlust, cachexie
  • Frequentie ziekenhuisopname
  • Aan huis gebonden
  • Ondanks
    -> Optimale behandeling met medicatie
    -> Dieet: natriumbeperking, vochtbeperking
    -> Correctie oorzakelijke, bijdragende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dood na harttransplantatie

A
  • leeft ongeveer 16-20 jr
  • gaat dood aan de complicaties van de medicatie die je geeft
  • 10% verlies binnen eerste jaar na donatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Contra-indicaties harttransplantatie

A
  • Niet beïnvloedbare pulmonale hypertensie
  • Infectie/focus voor infectie
  • Nierinsufficiëntie/ leverinsufficiëntie
  • Ernstig vaatlijden buiten het hart
  • Diabetes + orgaanschade
  • Ziekten met beperkte prognose
  • Problemen t.a.v. behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NYHA klasse - klachten

A

NYHA klasse - Klachten
I - Geen klachten
II - Klachten bij forse inspanning
III - Klachten bij matige inspanning
IV - Klachten in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eindstadium hartfalen – verschillende gradaties

A
  1. Thuis in NYHA-klasse III
  2. In ziekenhuis afhankelijk van intraveneuze inotropica
  3. In ziekenhuis afhankelijk van tijdelijke mechanische ondersteuning
  4. Thuis met steunhart (LVAD)T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tijdelijke mechanische maatregelen

A
  • Indicatie: ernstig hartfalen -> cardiac output zo laag dat de functie van alle organen wordt bedreigd (cardiogene shock)
  • Mogelijkheden: intra-aortale ballonpomp, ECMO, Left ventricular assist device
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mechanische ondersteuning circulatie

A
  • Korte termijn
    -> Als brug naar beslissing bij ernstig acuut hartfalen
    -> Als brug naar herstel bij ernstig acuut hartfalen
    -> Herstel van eind-orgaan schade, zodat patiënt transplantabel wordt
  • Lange termijn
    -> LVAD/BIVAD als bridge tot transplant
    -> Als destination therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ECMO

A
  • Tijdelijke ondersteuning
  • Enkele dagen tot paar weken
  • 2 types
    -> Veno-arteriële ECMO: ondersteuning hart en longen
    -> Veno-venuze ECMO: ondersteuning longen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tijdelijk steunhart

A
  • Tandem hart
  • Berlin hart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zien de hart donoren er nu uit?

A
  • Steeds ouder
  • Steeds meer vrouwen -> mannen vaak veel co morbiditeit
  • Hoofdtrauma afgenomen, vaatlijden neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe zien de ontvangers van een hart er nu uit?

A
  • Ouder
  • Meer vrouwen
  • Coronairlijden neemt af, cardiomyopathie neemt toe
  • 3/4 van de mensen hebben een steunhart voor transplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Overleving (10 jaar) neemt toe door:

A
  • Minder afstoting
  • Beter cholesterol
  • Betere nierfunctie
  • Minder hypertensie
  • Minder myocardinfracten
  • Meer diabetes mellitus
  • Meer huidmaligniteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Problemen korte termijn

A
  • Primaire functie donorhart -> gezond donorhart, goede preservatie, korte ischemie duur < 4 uur, Longvaatweerstand niet te hoog
  • Geleidingsproblemen -> tijdelijke pacemaker
  • Acute rejectie -> immuunsuppressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Problemen lange termijn

A
  • Acute afstoting -> immuno suppressie
  • Coronair lijden -> percutane coronaire interventie, CBG
  • Gevolgen medicatie -> intesieve begeleiding en goed compliance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Rejectie

A

Hartbiopt -> veel paarse stipjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gevolgen immunosuppressiva

A
  • Algemeen -> infectie, maligniteit
  • Specifiek -> nierinsufficiëntie, hypertensie, diabetes m, tremoren, spierkrampen, hirsutisme, osteoporose, gingiva overgroei, cerebrale afwijkingenPR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Soorten problemen na harttransplantatie wanneer?

A
  • Chirurgisch/ PHT binnen het eerste levensjaar daarna minder
  • Rejectie < 1 jr
  • Infectie < 1 jr
  • Maligniteit juist erger met de tijd
  • Coronaire lijden ook erger met de tijd
  • Nierinsufficiëntie/ vaatafwijkinge ook erger met de tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Ventriculair assist device (VAD)

A
  • Ondersteuning linkerventrikel: LVAD
    -> Voorwaarde: goede rechterventrikel functie
  • Rechter hartkamer: RVAD (externe pomp, alleen op IC, TIJDELIJK)
  • Beide hartkamers: biVAD (externe pomp, alleen op IC, TIJDELIJK)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Contra-indicaties voor LVAD

A
  • Screeningstraject LVAD vergelijkbaar met harttransplantatie, wel enkele verschillen
  • Mechanische aortaklep of mitralisklep
  • Rechter ventrikel falen is belangrijkste contra-indicatie LVAD
    -> RV wordt middel echocardiografie beoordeeld
    Gedilateerd
    Verminderde functie
    Ernstig TI
    Hoge rechter atrium druk (>15 mmHg)
    -> Rechtscatheterisatie middels Swan-Ganz catheter: ratio rechter atrium druk/capillaire wedge > 0,5: voorspeller RV falen post -LVAD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Voordelen LVAD tov harttransplantatie

A
  • Geen wachtlijst (direct beschikbaar)
  • Geen leeftijdsgrens (ook mogelijk na 65 jr)
  • Geen gebruik van immunosuppressiva
  • Mogelijk bij recente curatief behandelde maligniteit (CI HTX)
  • Mogelijk bij patiënten met pulmonale hypertensie (CI HTX)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

2 trajecten mogelijk na LVAD implantatie

A
  • Overbrugging naar harttransplantatie: bridge to transplant indien:
    -> < 65 jr
    -> Geen pulmonale hypertensie
    -> Kreatinine klaring > 30 ml/min
    -> Geen belangrijke co morbiditeit
    -> Geen end-orgaan schade bij diabetes
  • Permanent support = destination therapy (Geen kandidaat voor harttransplantatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Korte termijn complicaties na LVAD implantatie (op intensive Care)

A
  • Rechter ventrikel falen
  • Bloedingen (tamponade vroeg na LVAD)
  • Tromboembolische complicaties (neurologische event, CVA)
  • Nierinsufficientie
  • Infecties (driveline, LVAD pomp)
    BEHANDELINGEN IN TABEL!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Lange termijn complicaties na LVAD

A
  • Gastro-intestinale bloedingen
  • LVAD trombose en trombo-embolische complicaties (neurologisch event, CVA)
  • LVAD driveline infectie
  • Mechanisch falen van LVAD (door beschadiging driveling)
  • Ventriculaire ritmestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

RV falen na LVAD implantatie (IC)

A
  • Direct peroperatief RV < LV -> LV goed gevuld
  • Op IC na 2 dagen RV gedilateerd, RV > LV
    LV niet goed gevuld, klein
    flow LVAD omlaag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Behandeling RV falen na LVAD implantatie (IC)

A
  • Langdurige NO beademing ( pulmonale weerstand, nadeel
    complicaties gerelateerd aan langdurige beademing)
  • Inotropie-ondersteuning voor RV (dobutamine, milrinone)
  • Indien laag LVAD flow, nierinsufficientie: tijdelijk RVAD
  • Hoog mortaliteitsrisico
  • Preoperatieve screening tav RV functie zeer belangrijk!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Overleving na LVAD HM3

A
  • 1 jr overleving ongeveer 80%
  • 2 jr overleving ongeveer 70%
35
Q

Nierbiopt … waarom?

A
  1. Geeft een diagnose
    - Klinische diagnose wijzigt in 25-30%
  2. Sturen van behandeling
    - Therapie verandering in 30-40%
    - Stelt activiteit vast en zicht op herstel mogelijkheid
  3. Voorspellen van prognose
    - Soort pathologie en mate van afwijkingen
  4. Onthullen van pathogenese
    - Moleculaire en cellulaire mechanismen
  5. Validatie van uitkomst
    - Gebruikt als eindpunt in klini sche trials
36
Q

Aandachtspunten nefropatholoog

A
  • Verschillende pathogenetische mechanismen kunnen een soortgelijke morfologische respons geven
  • Grote van het biopt; bepaalde sample grote nodig voor juiste interpretatie
  • Primaire laesie soms lastig te vinden omdat meerdere compartimenten aanwezig zijn
  • End-stage kidney disease geeft aspecifieke chronische afwijkingen. Oorspronkelijke ziekte is dan niet goed te achterhalen
  • Sampling error
37
Q

Getransplanteerde nier – belangrijke klinische informatie

A
  • Donor bron
  • Tijd na transplantatie
  • Of de nier een goede intiale functie had
  • Medicijn therapie
  • Orginele ziekte
  • Renale functie
  • Anti-donor HLA antilichamen
38
Q

Transplantaat nier: Banff classificatie

A
  • Minimum 7 glomeruli, 2 arteriën (Banff)
  • Afhankelijk van de ziekte dat je wilt onderzoek -> sommige diagnosen kunnen gesteld worden adhv de medulla (antilichaam gemedieerde rejectie, polyomavirus infectie)
39
Q

Transplantaat nier: Banff classificatie

A
  • Category 1: Normal biopsy or nonspecific changes
  • Category 2: Antibody-mediated changes
  • Category 3: Borderline changes: Suspicious for acute T cell-mediated rejection
  • Category 4: T-cell mediated rejection
  • Category 5: Interstitial fibrosis and tubular atrophy
  • Category 6: Other changes not considered to be due to acute or chronic rejection
40
Q

Acute T-cel gemedieerde rejectie

A
  • Type 1: tubulo-interstitieel
  • Type 2: endarteritis
  • Type 3: Transmurale ontsteking/ fibrinoide necrose
41
Q

Type 1: tubulo-interstitieel

A
  • Pitfalls:
    -> Virale infectie:
  • polyoma (BK nefropathie)
    virale kern epitheliale cellen en plasma cellen!!\
  • CMV
    viral kern endotheliale cellen
    -> IF/TA, NOS (interstitial fibrosis and tubular atrophy, NOS)
  • “tubulitis” van atrofische tubuli (rinkeling/ verdikte TBM)
42
Q

Type 2: endarteritis

A
  • Een lymfocyte in een arterie!
  • Niet alle arterieën/arteriolen zijn aangedaan
43
Q

TCMR

A
  • T-cellen
  • Lymfocyten
  • Tubulo-interstitieel
  • Arteriën
  • Geen IHC
  • Geen serum
  • Chronisch: interstitiële fibrose en tubuli atrofie (IF/TA)
44
Q

AMR

A
  • Neutrofiele granulocyten
  • Monocyten
  • Microvasculair
  • Capillaire
  • IHC: C4d
  • Serum: Donor specific antigens
  • Chronisch: MV -> BM afwijkingen, basaalmembraan
45
Q

Patholoog bij transplantaat nier – juiste klinische informatie belangrijk

A
  • Hoe snel is de nierfunctie achteruit gegaan (dagen?)
  • Is er een verdenking op een viraal infectie
  • Zijn er donor specifieke antilichamen aanwezig (acute ABMR)
  • Heeft de patiënt al aanvullende immunosuppressie gekregen voordat het biopt is afgenomen (bijna geen lymfos is het biopt)
46
Q

Categorieën DBD donoren

A
  • Categorie I: overleden bij aankomst in het ziekenhuis
  • Categorie II: acuut overleden, al dan niet na een poging tot reanimatie
  • Categorie III: spoedig te verwachten overlijden
  • Categorie IV: hartstilstand bij een DBD donor
  • Categorie V: na euthanasie
47
Q

Waarom liever DBD?

A
  • Alleen de nier
  • Minder vaak de long
  • Minder vaak de lever
  • Geen hart
48
Q

Orgaandonatie procedure

A
  • Voorbereiding
  • Toegang en beoordeling organen
  • Mobiliseren structuren
  • Perfusie via aorta middels canule
  • Orgaan uitnamen
  • Orgaan bewaring
49
Q

Toegang en beoordeling organen

A
  • Inspectie van de buikorganen
  • Beoordeling van de buikorganen op de geschiktheid voor transplantatie
50
Q

Mobiliseren structuren

A
  • Mobiliseren van colon ascendens met flexura hepatica
  • Vrijleggen van het duodenum en de pancreaskop (extended Kocher-manoeuvre)
  • Teugelen van de distale aorta en vena cava inferior
  • Vrijlegen van de eerste 2-3 cm van de AMS
  • Inspectie op de aanwezigheid van een aberrante arteria hepatica dextra
  • Doornemen van het duodenum ter hoogte van het ligament van treitz
  • Terugplaatsen van het darmpakken naar caudaal
  • Mobiliseren van de linker leverkwab
  • Klieven van het omentum minus na inspectie op de aanwezigheid van een assessoire arteria hepatica sinistra
  • Doornemen van het crus diaphragmatica
  • Teugelen van de proximale abdominale aorta
  • Inspectie van het ligamentum hepatoduodenale
  • Identificatie van de ductus choledochus, de arteria hepatica propria en de vena portae
51
Q

Perfusie via aorta middels canule

A
  • Toedienen van 25000 IE heparine i.v. voor de ligatie van de aorta
  • Ligatie van de distale aorta en de distale vena cava
  • Inbrengen van de perfusiecanule in de aorta en afzuigcanule in de vena cava inferior
  • Ligatie van de proximale aorta
  • Perfusie via abdominale aorta met preservatievloeistof
  • Externe koeling van de buikorganen met ringers-lactaat of 0,9% NaCl oplossing van 4 graden celcius
52
Q

Orgaan uitname

A
  • DBD -> hart, longen, dunne darm, lever, pancreas, nieren
  • DCD -> (hart), lever, longen, pancreas, nieren
53
Q

Effect warme ischemie tijd:

A

DBD batterij minder leeg dan DCD

54
Q

Warme ischemie

A
  • Anaeroob metabolisme
  • Snelle depletie van cellulaire energiereserves
  • Membraan pompen falen vroegtijdig
  • Verlies van cellulaire integriteit
  • Verslechterde tolerantie van de daaropvolgende koude ischemie
55
Q

Koude ischemie

A
  • Minimaal anaeroob metabolisme
  • Alle metabole activiteit vertraagd
  • Langzame depletie energiereserves
  • Langere tolerantie van ischemie toto cellulaire integriteit verloren gaat
56
Q

Sluiten van de donor

A
  • Sternum wordt gesloten met stevige vicryl of stalen hechtingen
  • Peritoneum en de abdominale fascie worden in een laag gesloten
  • De huid wordt intracutaan gesloten
57
Q

Tool-kit voor de lever en het pancreas

A

De arteria en de vena iliaca communis met de arterie en vena iliaca externa

58
Q

En bloc lever/pancreas uitnemen

A

sneller en dus beter voor de organen (sneller koelen)

59
Q

Primaire scleroserende cholangitis

A
  • Immuun gemedieerde cholangitis
  • Intra en extra hepatische galwegen
  • Komt meer voor bij mannen
  • Piek rond 40e levensjaar
  • Geassocieerd met inflammatoire darmziekten (60-80%), meestal colitis ulcerosa
  • Progressie naar cirrose en leverfalen
  • Recidiverende episodes van bacteriële cholangitis
  • Toegenomen risico op colorectaal carcinoom en hepatobiliaire maligniteit
  • Effect van UDCA onzeker
  • Mediane LT vrije overleving: 21 jaar
  • Levertransplantatie ultieme behandeling
60
Q

Domino levertransplantatie

A

Rechter leverkwab van donor naar ontvanger, ontvanger geeft hele lever aan weer een andere ontvanger

61
Q

Voordelen levende lever donatie

A
  • Jongere donor/ Betere kwaliteit
  • Planbaar
  • Korte koude ischemie tijd
  • Geen wachtlijst
  • Helpt bij tekort organen
62
Q

Nadelen levende lever donor

A
  • Grote operatie
  • Litteken
  • Complicaties (10%)
  • Mortaliteit (0,2%)
63
Q

Minimum criteria voor levende lever donoren

A
  • 18-55 jr
  • BMI < 33 kg/m
  • Vergelijkbare grote met ontvanger
  • Medisch/psychologisch/sociaal stabiel
64
Q

Minimum criteria voor ontvangers

A
  • Indicatie volgens internationale criteria
  • Formeel geplaats op lijst van de eurotransplant
  • Geen re LTx, geen verwachte veneuze/arteriële sprongtransplantaten
65
Q

3 groepen die zich kunnen aanmelden

A
  • Gerelateerd
  • Direct gerelateerd
  • Indirect gerelateerd
66
Q

Vijf fases van potentiële donorbeoordeling

A
  1. Initiële screening
  2. Labonderzoeken
  3. Diagnostische onderzoeken
  4. Laatste beoordeling
  5. Operatie
67
Q

Post-operatief

A
  • 1 dag op de ICU
  • 4-5 in de gaten gehouden
  • Ontslagen tussen 5-8 dagen
68
Q

Mogelijke complicaties

A
  • Klein voor maat-syndroom
  • Leverslagadertrombose
  • Gallek
  • Galvernauwingen
69
Q

Wat bepaald de uitkomst?

A
  • Ervaring van het LTx team
  • Donororgaan
  • Patiënt
  • Leverziekte
  • Immunosuppressie
  • Operatie
  • Complicatie eerste maanden
70
Q

Primary graft dysfunction

A
  • Gerelateerd aan ischemie-reperfusie schade
  • Donor-, chirurgische- en ontvanger-gerelateerde factoren worden geassocieerd met dit syndroom
  • Geen duidelijke definitie/criteria
  • Primary non-function (PNF)
    -> ASAT > 10.000 U/L
    -> INR > 3.0
    -> Lactaat > 3mmol/L
    -> Geen gal productie
    -> Incidentie 1-8%
    -> Indicatie voor High Urgency re-LTx
  • Early allograf dysfunction (EAD)
    Op dag 7
    -> Bilirubine >/_ 170 micromol/l
    -> INR >/_ 1,6
    -> ASAT of ALAT > 2000 U/L
    -> Incidentie: 23%
    -> Risicofactor voor mortaliteit (RR 10,7) en graft loss (RR 7.4)
71
Q

Vasculaire complicaties

A
  • Vroege (<1 mnd) arteria hepatica trombost (HAT) (5-10%)
  • Vena portae hepatica trombose (1-5%)
  • Stenose piggyback cavo-cavostomie (sec Budd-Chiari) (<1%)
  • Behandeling
    -> Retransplantatie (vroege HAT of galwegschade bij late HAT)
    -> Radiologische angioplastiek/ stent
    -> Chirurgische revisie
    -> Antistolling
72
Q

Galwegcomplicatie

A
  • Combinatie van chirurgische techniek en ischemische schade
  • Stenose galweg anastomose 9-12%
  • Gallekkage +/- biloom 2-21%
  • Niet-anastomotische stricturen (NAS) 10-15%
  • Behandeling
    -> ERCP of PTC of drainage (biloom)
    -> Vaak herhaaldelijk (20% recurrent)
    -> Hepaticojejunostomie +/- revisie
    -> Retransplantatie
73
Q

IS om rejectie te voorkomen

A
  • Acute cellulaire rejectie
    -> Vroeg (< 3mnd) -> AF/gGT; portale ontsteking, endothelitis, cholangitis
    -> Laat -> AST/ALT; centrale perivenulitis
  • Chronische cellulaire rejectie
    -> Kan al > 6 mnd
    -> Bilirubine, AF/gGT
    -> Ductopenie, obliteratieve arteriopathie
  • Humorale rejectie (hyperacuut)
    -> Donor-specifieke antistoffen, onder immuunsuppressie
    -> AST/ALT, allograft dysfunctie
    -> CD4 kleuring
74
Q

Bijwerkingen van IS

A
  • Verhoogd risico op infecties
  • Verhoogd risico op kanker
  • Hypertensie
  • Nierschade
  • Diabetes mellitus
  • Hyperlipidemie
  • Osteoporose (wervelinzakkingen)
75
Q

Screening maligniteiten

A
  • Borstkanker
  • Baarmoederhalskanker
  • Darmkanker
  • Huidkanker
  • Longkanker
  • Slokdarmkanker
  • Prostaatkanker
  • Nierkanker
  • Blaaskanker
  • PTLD
76
Q

Lange termijn wordt vooral bepaald door:

A
  • Bijwerkingen van IS
  • Galweg complicaties
  • Terugkeer van leverziekte
77
Q

Het dilemma van orgaandonatie

A
  • Voor het redden van de ene persoon zijn de organen nodig van een ander persoon
  • Altijd een tekort
    -> Steeds minder potentiële donoren (minder (hersen)dodelijke verkeersongevallen, minde cerebrovasculaire accidenten)
  • Meer dan 1000 patiënten op de wachtlijst, onder wie +/- 150 sterven
78
Q

Levende leverdonatie

A
  • Voordelen voor de ontvanger(s):
    -> 1-jaarsoverleving >90%
    -> Minder sterfte op de wachtlijst
  • Nadelen voor de donor:
    -> Risico op complicaties: 1/3
    -> Mortaliteitsrisico: 0,16% - 0,38%
    -> Kans op nevenbevindingen: 15%
    -> Slechts 1/7 donoren is geschikt
79
Q

Bezwaar donatie

A

overheid mag niet zomaar ons dode lichaam opeisen of we moeten zelf kunnen beslissen wat we willen
- Angst voor haast/negatieve gevolgen bij end-of-life care
- Verontrusten voor de familie
- Religieuze/levensbeschouwelijke redenen
- Principieel probleem met ‘presumed consent’/toeëigening van lichamen door de overheid (‘biopolitics’)/individuele zelfbeschikking/autonomie

80
Q

Allocatie

A

Eurotransplant meerdere landen: efficiënte en eerlijke verdeling
Voorwaarden
- Weefseltype, bloedgroep (match)
- Geografische afstand
Vier principes
- De te verwachten uitkomst
- Mate van urgentie (‘medical need’)
- Wachttijd (‘fairness’)
- Nationale orgaanbalans

81
Q

‘Sickest patient first’ allocatie

A
  • Op basis van ‘medical need’/kans om op wachtlijst te overlijden
  • Nadelen
    -> Minder patiënten geholpen
    -> Minder ‘profijt’ van orgaan
    -> Soms bijna medisch zinloos
82
Q

‘Benefit-based’ allocatie

A

Prioriteit niet voor de ziekste patiënten (met de minst gunstige uitkomsten) maar voor jongere, gezondere patiënten (met de meest gunstige uitkomsten)

83
Q

‘Fair innings’

A
  • Als mens bepaalde levensfases doorlopen
  • Prioriteit aan mensen die nog niet zoveel levensfases hebben doorlopen