Week 49 Flashcards

1
Q

Wat is het percentage sterfte op de wachtlijst?

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke registratie mogelijkheden zijn er?

A
  • Bezwaar - informeer de naasten
  • Toestemming – informeer de naasten; t/m 2e graad: bezwaar aannemelijk?
  • Geen bezwaar geregistreerd – informeer de naasten; t/m 2e graad: bezwaar aannemelijk
  • Nabestaanden beslissen - vraag aan nabestaanden t/m 2e graad
  • Specifiek persoon – vraag aan specifiek persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer mag niet afwijken van de wens van de patiënt?

A

Alleen bij bezwaar. Een nee wordt nooit een ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nabestaande tot en met 2e graad

A

Categorie 1: echtgenoot/ partner (ook als ze niet samenwonen)
Categorie 2: kleinkinderen, kinderen, ouders, broers,/zussen
Categorie 3: schoonouders, zwager/schoonzussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil tussen nabestaanden en naasten

A

Nabestaanden mogen bezwaar maken tegen doorgang donatieprocedure, naasten niet (moeten wel geïnformeerd worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Donatie bij geen natuurlijk dood?

A

Toestemming van justitie/forensische artsen nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Absolute contra-indicaties

A
  • onbehandelbare sepsis met multi-orgaanfalen ten tijde van overlijden
  • maligniteiten (m.u.v. bepaalde hersentumoren) ten tijde van overlijden
  • risicofactoren voor HIV (iemand HIV+ kan nog steeds doneren alleen wel aan HIV+ ontvangers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wilsonbekwaamheid

A
  • Registratie t.t.v. wilsonbekwaamheid: niet geldig, vraag nabestaanden
  • Registratie t.t.v. wilsbekwaamheid: geldig
  • Registratie t.t.v. wettelijke vertegenwoordiger: geldig
    -> Vraag voor overlijden: wettelijke vertegenwoordiger beslist
    -> Vraag na overlijden: nabestaanden beslissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DBD

A
  • Hersendood = overleden
  • Naar OK met intacte circulatie
  • Start perfusie
  • Geen warme ischemie tijd (wel circulatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DCD

A
  • Staken behandeling
  • Verwacht spoedig overlijden
  • Circulatie stop -> 5 min observatie = overleden
  • Naar OK
  • Warm ischemie tijd
  • Perfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke organen welke vorm?

A

Bij alle organen beide mogelijk, behalve bij de darmen, daarbij alleen DBD procedure, want kan geen ischemie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hart aan de machine

A

Alleen bij DBD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Screening

A
  • Familiegesprek (eerst donorregistratie bekijken)
  • HLA/virologie
  • Lab
  • X-thorax/CT-thorax
  • Echo/CT abdomen
  • Bronchoscopie
  • Echo cor/CAG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Donorzorg

A
  • HF (60-120 p/min)
  • MAP (70-90 mmHg)
  • SpO2 (>95%)
  • Diurese (0,5-3 ml/kg/uur)
  • evt. suppl. Van elektrolyten
  • methylprednisolon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Planning

A
  • Ok
  • Planning
  • Teams
  • Transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Orgaanuitname

A
  • Zelfstandig uitnamen team -> 2 chirurgen, 2 OK-assistenten, Anesthesieteam, ODC
  • Hartteam
  • Longteam
  • Perfusionisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maximale CIT per orgaan

A

Hart -> 4 uur
Longen -> 8 uur
Lever en pancreas -> 5-10 uur
Nieren -> 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Normotherme regionale perfusie (NRP)

A

Donororganen worden tijdens de uitname-operatie aangesloten op een circulatiesysteem bij DCD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ex vivo lung perfusion (EVLP)

A

beademing en spoeling van de longen buiten het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nazorg

A
  • Nabestaanden
  • Professionals
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Weefseldonatie

A
  • Oogweefsel
  • Huid
  • Hartkleppen
  • Botweefsel, kraakbeen, pezen
  • Bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vervanging nierfunctie

A
  • Dialyse
  • Transplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Nier levende donor

A
  • Familieleden
  • Niet bloedverwanten
  • Cross-over transplantatie
  • Altruïstische donor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voordeel levende donornier

A
  • Beter resultaat
  • Pre-emptief
  • Kortere wachttijd
  • Planbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wie kan doneren bij leven?

A
  • Geen nadeel voor de donor
  • Goede motivatie: vrijwillig, geen betaling
  • Fysieke en mentale gezondheid:
    -> Korte termijn risico’s: operatie complicaties
    -> Lange termijn risico’s: nierfalen, operatie complicaties, co-morbiditeit
  • Immunologisch passend: bloedgroep en kruisproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Voorlichting

A
  • Procedure
  • Risicofactoren korte en lange termijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Anamnese

A
  • Motivatie
  • Inschatten algehele gezondheid
  • Familieanamnese
  • Inventarisatie risicofactoren voor operatie en nierfunctieverlies
28
Q

Aanvullend onderzoek

A
  • Immunologische match: bloedgroep en weefsel (HLA)-typering
  • Bepalen nierfunctie:
    -> Serum kreatinine, eGFR
    -> 2x 24h urine, mGFR
  • Risicoschatting -> bloeddruk, gewicht, leverproblemen, bloedarmoede, infecties, virus
  • Op indicatie
    -> Quantiferon
    -> Toxoplasma en strongyloides
    -> Consult cardioloog/ longarts/ uroloog/ gyneacoloog
    -> MAG3 scan
  • Indien geen bezwaren op nefrologische gebied -> beoordeling heelkunde en anesthesie
  • Bespreking op MDO niertransplantatie (nefrologie, chirurgie, anesthesisie, urologie)
  • Indien goedkeuring alle teamleden: geschikt voor donatie
29
Q

Contra-indicaties levende niertransplantatie

A
  • Obesitas
  • Leeftijd waar problemen kan ontstaan
  • Oproepen
30
Q

Absolute contra-indicaties levende niertransplantatie

A
  • Leeftijd <18 jr
  • Wilsonbekwaam
  • Hoge verdenking op dwang tot donatie
  • Gestoorde nierfunctie, proteïnurie
  • Diabetes mellitus
  • Groot risico op peri-OK complicaties of nierfalen in de toekomst
  • Actieve/ recente maligniteit
  • Actieve infectie
  • Actieve alcohol/ drugs verslaving
  • Ongecontroleerde psychose
  • Onvoltooide behandeling psychiatrische aandoening
  • Zwangerschap
31
Q

Relatieve contra-indicaties levende niertransplantatie

A
  • Nierstenen
  • Urologische afwijkingen
  • Microscopische hematurie
  • Morbide obesitas
  • Veel diabetes mellitus of hypertensie/ cardiovasculair lijden in familie
  • Familiaire nierziekte (genetische screening)
  • Hypertensie
32
Q

Immonologische incompatibiliteit

A
  • 1 op 4 potentiële levende donoren incompatibel met beoogd ontvanger
  • Andere bloedgroep of positieve kruisproef
33
Q

Kans op AB0 compatibel (verenigbaar) levende donor

A
  • Natuurlijk antistoffen
  • A en AB gemakkelijk getransplanteerd LD programma
34
Q

HLA

A
  • Geen natuurlijke antistoffen
  • Oorzaak in aanraking -> zwangerschap, transplantatie, transfusie
  • Unacceptable HLA-antigens = gespecificeerd per specifiek HLA-antigen
  • PRA: panel reactive antibodies – aspecifiek percentage
    -> Tegen hoeveel procent panel heft patiënt antistoffen
35
Q

Compatibele donor vinden

A
  • 2003: cross-over -> kan altijd
    -> Koppel (liever) of keten (altruïstische donor kan keten starten)
    -> CIAT -> landelijk cross-over door computer geregeld
  • 2006: AB0-incompatibel
    -> Extra medicatie vooral, immunoabsorptie: wegfiteren
    -> hoger risico op complicaties
  • 2015: desensibilisatie (weghalen anti-HLA antistoffen, filterbehandeling + afweer onderdrukkende stoffen)
36
Q

Voordelen niertransplantatie

A
  • U hebt geen dialyse (meer) nodig
  • Verbeterde conditie
  • Na de transplantatie zijn er minder leefregels. U hoeft zich niet meer aan een sterng dieet te houden
  • De kwaliteit van leven neemt sterk toe. Tenminste: bij de meeste mensen. Uw arts kan dit niet van tevoren garanderen
  • De levensverwachting is hoger dan bij dialyse
37
Q

Nadelen transplantatie

A
  • Een operatierisico
  • Afstoting
  • Medicijnen tegen afstoting
  • Terugkeer oorspronkelijke ziekte
  • Resultaat valt tegen/mislukt (1 op 20)
  • Beperkte levensduur nieuwe orgaan (gem 10 jr doden donornier, 20-25 jr levende donornier)
38
Q

HLA: Human antigen Leukocyte

A
  • De eiwitten gecodeerd door HLA bevinden zich buiten op de cel en zijn uniek voor die persoon
  • Belangrijke rol in immuunrespons
    -> HLA systeem: > dan 1 miljoen mogelijkheden
39
Q

Cytokinen

A
  • Betrokken bij de communicatie tussen verschillende cellen regulerende stoffen
  • Belangrijke mediatoren bij ontstekings- en afstotingsreactie
  • Kunnen o.a. cytotoxische T-cellen activeren
    -> Deze kunnen donorcellen doden
40
Q

IL-2 en IL-15 (macorfagen)

A
  • Familie
  • T-cel groeifactoren
  • Een cytokine neemt de functie van een ander cytokine over (overlappende biologische eigenschappen)
41
Q

Immunosuppressiva

A

Blokkeren productie van vele (IL-2) maar niet van alle cytokinen (IL-15)

42
Q

Indicatie en selectie: de principes

A
  • Reguliere indicatie
  • Zonder Tx grote kans op overlijden
  • Grote kans om procedure te overleven
  • Kans op 5 jaar overleving > 65%
  • Geen absolute leeftijdsgrens -> kwaliteit van bloedvaten na 70ste levensjaar minder
43
Q

Belangrijkste indicatie levertransplantatie

A
  • Eerst auto-immuunziektes, maar nu leverkanker (HCC)
  • Ook grote toename leververvetting -> leefstijl
  • Afname viraal, want Hep C was vroeger transplantatie indicatie en kan nu genezen worden
44
Q

Indicatie en bijbehorende criteria

A
  • Acuut leverfalen - King’s of clichy criteria
  • Gedecompenseerde cirrose - CTP en labMELD
  • HCC - Milaan criteria, cirrose met portale hypertensie
  • PSC met cholangitis - > 2x episode binnen 6 maanden
  • Cholangiocarcinoom - perihilair, < 3cm, niet resectabel, geen extra hepatische uitbreiding
  • Polycystische leverziekte - mechanische bezwaren met ondervoeding
45
Q

Allocatie regels

A
  • Transparant
  • Objectief
  • Betrouwbaar
  • Valide
  • Ethisch acceptabel
  • Medisch acceptabel
46
Q

Lung allocation score (LAS)

A

verschillende statussen, met status 0: hoog urgent tot status 3

47
Q

Urgentie bij harten

A
  • Hoge nationale urgente status
    -> LVAD
    -> ECMO
    -> Hartritmestoornissen
    -> Etc.
  • Transplantabele status
    -> Nog niet zoveel last
  • Internationaal hoog urgent
    -> Heel erg ziek (acuut leverfalen)
48
Q

MELD score

A
  • Hoe hoog is de kans op overlijden aan leverziekten binnen 3 mnd?
  • Kan beïnvloed worden door bepaalde medicijnen (minder betrouwbaar)
  • Ontwikkeld om overleving na TIPS te voorspellen
  • Voorspelt korte termijn sterfte
  • Objectieve score
  • Bilirubine, Creatinine, INR
  • Score 15-17: risico aan overlijden LT net zo groot als risico op overlijden aan leverziekte
    -> Alles daarboven: transplantatie indicatie
49
Q

Wachtlijst

A
  • Hogere MELD score = hogere plek op de wachtlijst
  • Bij LT: hangt af van bloedgroep, lente en gewicht (10% boven/onder donor) -> Past die lever wel?
  • Bij nier, hart en long moet er gematcht worden, bij lever is dat minder belangrijk
  • Uitzonderingspositie SE & NSE
50
Q

Partiele donatie

A
  • Volwassenen -> donor kan 30-40% geven en dus 70-60% weg
  • Lever groeit aan tot ongeveer 95%
  • Wel nog maar 1 galweg & aftakking ipv de splitsing (je kan dus ook maar 1x doneren)
  • Segment 1 en 2 naar kindje
51
Q

Klasse I en Klasse II

A

Klasse I komt tot expressie in elke kernhoudende lichaamscel
Klasse II eigenlijk alleen in normale omstandigheden in immuun cellen

52
Q

Waarom is matching zo lastig?

A

Vaak kom je niet bij familie uit, veel verschillende HLA allelen (polymorf) en overerving, veel verschillende haplotypen

53
Q

Twee immunologische doelen

A
  • Match bloedgroep
  • Best mogelijke match voor
    -> HLA klasse I (A, B)
    -> HLA klasse II (DRB1)
    • ontwijken van HLA antistoffen (A, B, C, DRB1, DQB1, DPB1)
54
Q

Donoropties

A
  • Levende donors
  • Postmortale donors: via eurotransplant
    -> Alle patiënten op 1 wachtlijst
    -> Alle nieren van postmortale donors worden gealloceerd door kantoor in leiden
55
Q

ESP programma

A
  • oud orgaan wordt aangeboden aan een ook wat oudere ontvanger
  • Als donor ouder dan 65 jaar is
56
Q

AM programma: acceptable mismatch programma

A
  • Ontvanger heeft te veel HLA antistoffen voor de meeste donororganen
  • Dus voor hele lastige gevallen
57
Q

Puntensysteem voor allocatie ETKAS

A
  • AM patiënten, of AM patiënten via desensitisatieprogramma
  • 000-MM (rank o.b.v. score)
    -> 000 geeft aan op hoeveel je gematcht bent, dus nu dus op A, B en DR niet
  • Rest van de patiënten
    -> HLA-A, B, DR matching
    -> Mismatch probability
    -> Waiting time (per year)
    -> Distance factor (local/region/nation)
    -> National balance
    -> HU/KAOO/kindey donor
58
Q

Immunizing events

A

Door een transplantatie met mismatches kun je HLA-antistoffen ontwikkelen
Of door bloedtransfusie of zwangerschap (paternale HLA antigenen in de foetus)

59
Q

Humorale alloimmuun reactie

A

DSA kan leiden tot
- Acute humorale rejectie
- Chronisch transplantaatfalen

60
Q

HLA laboratorium

A
  • HLA typering
  • HLA antistofscreening
  • Kruisproeven
  • Donor search
61
Q

HLA typering en matching

A
  • HLA match nodig voor Et allocatie (patiënt en donor)
    -> HR typering patiënt, LR typering donor
    -> Matching op HLA-A, HLA-B en HLA-DRB1
62
Q

HLA: DNA typeertechnieken

A
  • Lage resolutie
    -> SSP: m.b.v. primers – kan in 2-3 uur
    -> SSO: m.b.v. oligonucleotiden (Luminex)
  • Hoge resolutie (sequencen)
    -> NGS (voorheen Sanger)
    -> Nadeel: meer tijd, gem 8 kalender dagen, geen tijd voor
63
Q

HLA-antistofscreening

A
  • Complement dependent cytotoxicity (CDC)
    -> Patiënt serum + donor cellen (milt, bloed) + complement -> gelygeerde cellen (als HLA antistoffen tegen patiënt zijn)
  • Luminex-based assays
    -> Voor toelating op wachtlijst
    -> Daarna elk kwartaal, 150 dagen houdbaar
64
Q

Flow kruisproef methode

A
  • Voordeel: gevoeliger
  • Patiënt serum + donor cellen (milt, bloed) + complement -> fluorescent
65
Q

Kruisproeven

A
  • Altijd kruisen
  • Virtueel: o.b.v. HLA-typering donor versus HLA antistoffen patiënt
  • Retrospectief
    -> Patiënt niet geïmmuniseerd of ESP
    -> Screening nog ‘houdbaar’ (max. 150 dagen) en geen immunising event
  • Prospectief
    -> Geïmmuniseerde patiënt of niet serum