Week 5, Stolling, trombose en trombocytopenie Flashcards

1
Q

Wat is het doel van stolling (hemostase) in het lichaam?

A

Stolling is een belangrijk verdedigingsmechanisme om bloedverlies te voorkomen of te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met bloed in een buis zonder antistollingsmiddel?

A

Het bloed stolt na enige tijd, en het stolsel trekt samen, waardoor serum uit het stolsel wordt geperst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met het stolsel in het lichaam na het repareren van een wond?

A

Het stolsel wordt afgebroken nadat de wond is gerepareerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan er gebeuren als bloedstolling niet correct werkt?

A

Dit kan leiden tot een ziektebeeld, zoals trombose bij teveel stolling of problemen met wondherstel bij te weinig stolling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is trombose?

A

Trombose is stolling op plekken zonder reden, wat kan leiden tot bloedproppen die bloedvaten verstoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van te weinig stolling?

A

Het lichaam kan wonden niet snel genoeg herstellen, wat kan leiden tot ernstige bloedingen en veel kleine hematomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn enkele oorzaken van verstoringen in het stollingsproces?

A

Verstoringen kunnen worden veroorzaakt door problemen met eiwitten in het stollingsproces of een te laag aantal bloedplaatjes (trombocytopenie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is trombocytopenie?

A

Trombocytopenie is een aandoening waarbij het aantal bloedplaatjes te laag is, wat stollingsproblemen veroorzaa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee componenten zijn nodig voor een goede bloedstolling?

A

Bloedplaatjes (trombocyten - beenmerg) en stollingseiwitten (stollingsfactoren-lever).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het eindresultaat van de stollingscascade?

A

Het eiwit fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van fibrine in de stolling?

A

Fibrine vormt een netwerk van draden waarin alle bloedcellen gevangen zitten, wat helpt bij de vorming van een stolsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke stappen bestaat stollingsproces

A
  1. vasoconstrictie
  2. aggregatie
  3. secundaire hemostase
  4. remming stolling
  5. fibrinolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt bij vasoconstrictie?

A

Als gevolg van een lokale neurologische reactie op de plek van verwonding vernauwen
de bloedvaten rondom die plek. Dit proces behandelen wij hier niet verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A
17
Q
A