Week 5 Flashcards

1
Q

Natuurrecht, en recht en moraal?

A
  • Noodzakelijk verband
  • Recht ontleent geldigheid aan hogere wet/rechtvaardigheid
  • Bestuderen van de verhouding tussen positief recht en hogere recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tegenargumenten natuurrecht?

A
  • Moreel pluralisme
  • Democratie
  • Kritische buitenpositie
  • Machtenscheiding
  • Rechtszekerheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rechtspositivisme en recht en moraal?

A
  • Scheiding tussen recht en moraal
  • Geldigheid van het recht is niet afhankelijk van rechtvaardigheid
  • Politiek bemiddelt tussen recht en moraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tegenargumenten rechtspositvisme?

A
  • Pervertering van het recht?

- Op grond waarvan beslist een rechter in grensgeval?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtsrealisme?

A
  • Focust op wat rechters doen, niet op wat ze zouden moeten doen.
  • Scheiding tussen recht en moraal is tijdelijk (want het overeenkomen is wel een streven).
  • Rechters moeten openlijk recht als middel gebruiken omwille van het bereiken van rechtvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tegenargument rechtsrealisme?

A

Publieke opinie, of moet de rechter juist de minderheid beschermen tegen de meerderheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Recht is wat de rechter doet:

A
  • Recht is beslissing
  • Buiten juridische factoren zijn medebepalend voor de rechterlijke beslissing
  • Onderscheid toepassen en scheppen van het recht is onhoudbaar
  • Focus op maatschappelijke gevolgen van uitspraken, om zo de buiten-juridische factoren bloot te leggen
  • Kritisch perspectief op recht
  • Instrumentele opvatting van het recht (hierdoor is de scheiding ook tijdelijk)
  • Tijdelijke scheiding recht en moraal: rechter moet het recht leren gebruiken als middel om bepaalde doelen te bereiken omwille van een meer rechtvaardige samenleving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

American realism?

A

The law in real life is very different than stated in the books, real law depends on how appellate courts interpret written words and how trial courts determine the facts in particular cases.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Scandinavian realism?

A

Recht kan niet enkel door fysieke feiten uitgedrukt worden, het is niet mogelijk iets fysieks te vinden dat correspondeert met eigendom, recht en plicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Legal formalism?

A

Beschouwt de wet als een gesloten systeem dat logisch toegepast kan worden, zonder andere afwegingen van bv moraliteit te hoeven maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Holmes, begin American realism, snijdt vier thema’s aan?

A
  • De wet is een evolutionair proces.
  • Courts spelen een vitale rol in deze evolutie.
  • Wetten hangen voor hun werkzaamheid af van de rechtbanken, zijn geen recht totdat zij afgedwongen zijn door deze rechtbanken.
  • Recht is omwille van de bovenstaande redenen niks meer dan een voorspelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is kenmerkend voor het verhullend argumenteren van Vranken?

A
  • Rechter doet alsof zij het recht uitlegt
  • Gebruikt daarbij stijlfiguren (zoals aard en strekking der wet)
  • Om te verhullen dat er niet louter op het recht gebaseerd wordt, maar dat de werkelijke argumentatie elders ligt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly