Week 5 Flashcards

1
Q

Als HIV niet in het bloed aan te tonen is, is het dan besmettelijk?

A

Nee. Ondetecteerbaar is onbesmettelijk. Maakt niet uit hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer moet je beginnen met behandelen van HIV?

A

Zo snel mogelijk. Zo veel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen SARS-CoV-2 en COVID-19?

A

SARS wanneer je het hebt. COVID is de ziekte die het veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vragen stel je bij virale spillover?

A
  1. Wat is de oorzaak?
  2. Hoe kunnen we het detecteren?
  3. Waar komt het vandaan?
  4. Hoe ver is het verspreid?
  5. Hoe ernstig is de ziekte?
  6. Is het besmettelijk?
  7. Zijn mensen (deels) beschermd?
  8. Hoe is het te stoppen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is covid te diagnositiceren?

A
  • elektronenmicroscoop
  • Kweek
  • PCR
  • Antigeentest
  • Immuunrespons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke symptomen van COVID?

A
  • Koorts
  • Koude rillingen
  • Spierpijn
  • Kortademigheid
  • Diarree of braken
  • Verlies van smaak en reukvermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe is de ziektebeloop van covid?

A

Eerst asymptomatische fase waar virusdeeltjes al toenemen. Daarna daalt het weer. Maar mensen die verminderde afweer hadden kregen in de tweede week veel meer infectieuze cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke mensen zijn risicogroep voor ernstig beloop covid?

A
  • Oud
  • Overgewicht
  • Immuundeficiënt
  • Al ziek (orgaanfalen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de diagnose COVID te stellen?

A
  • PCR: keel-neus swab
  • CT-thorax: diagnose door klinische verdenking en typisch CT beeld (beiderzijds consolidaties)
  • Risicomarkers lab: (lymfopenie, verhoogd lactaat CRP ferritine IL-6 D-dimeer)
  • Arterieel bloedgas: hypoxemie met respiratoire alkalose (ook hypoxemie ondanks hyperventilatie (laag paCO2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke therapie kan je geven tegen covid?

A

Nirmatrelvir/ritonavir (2 medicijnen samen)
* Nieuw, afgeleid van medicijn tegen Sarscov1.
* Nirmatrelvir remt virale replicatie, ritonavir versterkt dit vooral
* Helaas beperkte meerwaarde bij huidige variant die minder ziekmaakt/gevaccineerde populaite
* Veel interacties met andere medicijnen (CYP3A4 door ritonavir
* Huidig advies:
* * Bij ambulante patienten met zeer hoog risico op ernstig beloop en minder dan 5 dagen klachten
* Niet geadviseerd bij opgenomen patienten
Dexamethason voor die nog meer risico lopen, werkt anti-inflammatoir dus voor mensen die risico hebben op inflammatie in die tweede week. Dan pas bij aanhoudende zuurstofbehoefte tocilizumab starten.
Bij mensen die nog meer risico lopen start je eerder met de tocilizumab.
LMWH aan alle opgenomen patiënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer geef je methylprednisolon bij covid?

A

Bij geselecteerde patiënmten op de IC, die non resolving ARDS hebben. Ongoing inflammatie ondanks ingezette therapie dus dan dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de complicaties van de behandelingen tegen covid?

A
  • Covid-19 coagulopathie
  • Verhoogde D-dimeer
  • Prognostisch ongunstig
  • Secundaire infecties (aspergillosis, bacteriële superinfectie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van respiratoire support zijn er voor covid?

A
  1. High flow nasal oxygen (optiflow) patient is wakker
  2. Intubatie en mechanische ventilatie. Patient krijgt sedatie, soms buikligging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de voornaamste reden van HIV bij kinderen?

A

Verticale transmissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe leidt HIV tot sterfte?

A

HIV zit in je CD4 T cellen dus als je meer virus hebt krijg je minder werkzame T cellen en dus meer kans op opportunistische infecties waardoor er sterfte zal volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van AIDS?

A

Persoon met HIV en een AIDS-defining condition of een CD4 count van <200. Niet voor kinderen, CD4 is leeftijdsgerelateerd.

17
Q

Wat is de behandeling van HIV?

A
  • Treat all, zsm starten, intiretrovirale therapie ART
  • Therapietrouw
  • Monitoren van: plasma HIV RNA niveaus, CD4 Tlymfocyten, ART bijwerkingen
  • Succesvolle behandeling = onderdrukking (niet meetbaar = niet overdraagbaar)
18
Q

Wat zijn de verschillende ART aangrijpingspunten?

A
  • Entry inhibitors
  • Reverse transcriptase inhibitors
  • Integrase inhibitors
  • Protease inhibitors
19
Q

Wat is de ziekte van Pfeiffer?

A

EBV gedreven proliferatie en cytotoxische Tcel reactie geeft zwelling tonsillen, lymfeklieren, lever en milt mte eventueel lefverfunctiestoornissen en T-lymfocytose in bloed

20
Q

Wat is de ziekte van Sjögren?

A

Ontsteking van speeksel en traanklieren met polyclonale B-lymfocyten en plasmacellen, nogal eens zwelling parotis klier

21
Q

Welke reactieve lymfoproliferatieve ziekten zijn er?

A
  • Pfeiffer
  • Sjögren
  • PTLD
  • Lymfoproliferaties bij primaire immuundeficiënties
22
Q

Welke kwaadaardige lymfoproliferatieve ziekten zijn er?

A
  • B en T cel non-hodgkin lymfomen
  • Chronische lymfatische leukemie
  • Hodgkin lymfoom
23
Q

Wat is B en T cel non-Hodgkin lymfomen?

A

Vaak woekering van rijpe B cellen in lymfklieren en andere perifere lymfoide organen of organen met chronische ontsteking. Kunnen leukemisch worden en beenmerg aantasten

24
Q

Wat is chronische lymfatische leukemie?

A

Woekering van rijpe B lymfocyten in beenmerg bloed en lymfeklieren

25
Wat is hodgkin lymfoom?
Zwelling van lymfklieren door woekering reed-sternberg cellen met uitgebreide reactieve component. Later koorts en vermagering
26
Hoe werkt de diagnostiek van lymfoproliferatieve ziekten?
* Arts anamnese en LO * Weefsel en cellen normaal of afwijkend? (histo/cytomorfologie en immunofenotypering) * Zijn er karakteristieke DNA/RNA afwijkingen? (moleculaire diagnostiek)
27
Hoe is binnen B-cel analyse een lymfoom aan te duiden?
Door flowcytometrie verschil te zien tussen kappa en lamba B-cellen. Normaal gesproken 50/50 verdeeld maar als het veel meer monotypisch is dan is er sprake van een lymfoom. Daarna nog wel verder gaan duiden om een betere typering te verkrijgen.
28
Waar zoek je naar om therapie voor lymfoom te bepalen?
Identieke IG/TR genen die dus alle lymfoomcellen hebben. Dan kan je daarop aangrijpen.
29
Wat zijn de indicaties voor IG/TR klonaliteitsanalyse?
1. Onderscheid reactief vs. maligne 2. Lymfoproliferaties immuungecompromitterden 3. Vaststelling klonale verwantschap
30
Hoe is de minimal residual disease MRD te meten?
Via NGS