Week 5 Flashcards
Hoe gaat het natuurlijk beloop van een HIV-infectie?
● Stadium 1 - acute hiv-infectie: begint op het moment dat de patiënt geïnfecteerd raakt.
Dit stadium duurt twee tot drie maanden. Hiv verspreidt zich via de lymfeklieren naar de
organen en vermenigvuldigt zichzelf. Hiv heeft de CCR5-coreceptor of CXCR-4
coreceptor nodig om een T-lymfocyt binnen te dringen. Mensen met een bepaalde
mutatie in de CCR5-coreceptor zijn van nature immuun voor hiv, omdat het virus niet kan
binnendringen in de CD4+ T-lymfocyt. Binnen de replicatie van hiv zijn er meerdere
aangrijpingspunten om hiv te behandelen. Vanaf dag zeven tot twee weken na infectie
zijn 10
7
-10
8 kopieën van het virus per milliliter bloed terug te vinden. Vanwege deze grote
concentratie partikels in het bloed, zijn mensen in dit stadium heel besmettelijk voor hun
seksuele partners. Vervolgens komt er voor een deel een cellulaire immuunrespons op
gang. Deze respons is niet in staat om het virus volledig op te ruimen, maar wel om het
virus te reduceren tot een lager setpoint van 1.000-100.000 kopieën per milliliter bloed.
Antistofproductie komt meestal pas na twee tot vier weken op gang;
● Stadium 2 - latente infectie: dit is een actieve periode, waarbij veel virusreplicatie,
infectie en vernietiging van CD4+ T-lymfocyten plaatsvindt. Er is een balans tussen de
productie en vernietiging van CD4+ T-lymfocyten. Meestal is er dan ook een stabiel
niveau van viruspartikels in het bloed;
● Stadium 3 - aids: uiteindelijk verliest het lichaam de strijd en zal het aantal CD4+
T-lymfocyten dalen en tegelijkertijd zal de hoeveelheid viruspartikels toenemen. Het
immuunsysteem is nu zo verzwakt dat deze allerlei opportunistische infecties kan
ontwikkelen. Belangrijk om te realiseren is dat een hiv-infectie niet gelijk staat aan aids.
Pas als iemand hiv-geïnfecteerd is én er sprake is van een opportunistische infectie,
spreken we van aids.
Vanaf wanneer mag je spreken van AIDS?
Pas als iemand HIV-geïnfecteerd is én er sprake is van een oppurtunistische infectie.
Welke opportunistische infecties kunnen ontstaan vanaf welk CD4+ T-cel gehalte?
● < 400: herpes zoster;
● < 350: tuberculose;
● < 300: orale candida;
● < 200: Pneumocystis jirovecii pneumonia, oesofageale candida, mucocutane herpes;
● < 100: toxoplasmose, cryptokokken-infectie, coccidioidomycose, Mycobacterium avium
complex, cytomegalovirus;
● <50: cryptosporidiose, PML.
Wat betekenen de afkortingen ART, cART en HAART?
ART: Anti-retrovirale therapie
cART: Combinatie anti-retrovirale therapie
HAART: Highly active anti-retroviral therapy
Vanaf welk aantal CD4+ T-cellen moet je gaan beginnen met profylaxe?
Bij minder dan 200
Bij welke van de volgende patiënten wordt gesproken over een opportunistische infectie?
Een HIV-geïnfecteerde patiënt met COVID-19
Een HIV-geïnfecteerde patiënt met een Mycobacterium avium infectie
Een AML-patiënt met een Aspergillus fumigatus infectie
Een lever transplantatie patiënt met een cytomegalovirus infectie
Een harttransplantatie patiënt met een Escherichia coli urineweginfectie
Bij:
Een HIV-geïnfecteerde patiënt met een Mycobacterium avium infectie
Een AML-patiënt met een Aspergillus fumigatus infectie
Een lever transplantatie patiënt met een cytomegalovirus infectie
Welke drie van de volgende infecties zijn opportunistische infecties die kunnen optreden bij een HIV-geïnfecteerde patiënt
met een CD4-aantal van minder dan 100x106/l?
Cryptococcen meningitis
Systemische Mycobacterium avium infectie
Toxoplasmose encephalitis
Influenzavirus infectie
Streptococcus pneumoniae infectie
Bij:
Cryptococcen meningitis
Systemische Mycobacterium avium infectie
Toxoplasmose encephalitis
Wat betekent virale spillover?
De overdracht van een virus van de ene soort op de andere soort, vaak van dier op mens
In welke 3 stadia verloopt een COVID-19 infectie?
● Stadium 1: vroege infectie, waarbij met name virale replicatie plaatsvindt. Deze fase
verloopt vaak asymptomatisch of geeft milde tot matige symptomen;
○ Virusdetectie door RT-PCR;
● Stadium 2: pulmonale fase, waarin ook virale replicatie plaatsvindt. De longen zijn in dit
stadium aangedaan waardoor een pneumonie ontstaat (en klachten als dyspnoe);
○ Op X-thorax zijn opaciteiten te zien en op een CT-scan matglasafwijkingen;
● Stadium 3: hyperinflammatoire fase. Wordt gekenmerkt door pneumonie, sepsis en
respiratoir falen;
○ Gaat vaak samen met cytokinestorm en mortaliteit;
○ In deze fase moet het immuunsysteem, ondanks aanwezigheid van een infectie,
worden geremd.
Onder welke 2 voorwaarden kan een patiënt met een positieve PCR uit quarantaine?
● De virale load <10
4
IU/mL (zwak positieve PCR);
● Bij aanwezigheid van neutraliserende antistoffen tegen SARS-CoV-2.
Een patiënt presenteert zich op de spoedeisende hulp met klachten die passen bij een virale luchtweginfectie.
Welke techniek is het meest geschikt om een SARS-CoV-2 infectie uit te sluiten of aan te tonen bij deze patiënt?
SARS-Cov-2 genoomdetectie middels PCR
Welke techniek is de gouden standaard om infectieus SARS-CoV-2 aan te tonen bij een patiënt?
Viruskweek
Een immuuncompetent persoon is volledig gevaccineerd tegen SARS-CoV-2 met een mRNA vaccin. Dit vaccin is gebaseerd op Wuhan-like
SARS-CoV-2. De persoon heeft nog nooit een natuurlijke infectie met SARS-CoV-2 doorgemaakt.
Geef voor elk van de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist is.
De antistoffen verkregen met vaccinatie kunnen de Omicron variant van SARS-CoV-2 (nagenoeg) net zo goed
neutraliseren als Wuhan-like SARS-CoV-2.
De T-cel responsen verkregen met vaccinatie herkennen geïnfecteerde cellen met de Omicron variant van
SARS-CoV-2 (nagenoeg) net zo goed als cellen geïnfecteerd met Wuhan-like SARS-CoV-2.
- Onjuist
- Juist
Wat voor soort eiwit is het belangrijkste doelwit voor vaccins en monoklonale antistoffen?
Het spike-eiwit
Hoe is een hoge viral load aan te tonen?
Met een lage Ct-waarde bij de PCR-test
Welke 3 categorieën risicofactoren zijn er voor een ernstig beloop van COVID-19?
● Patiëntgerelateerde risicofactoren: mannelijk geslacht, leeftijd (jongere mensen
hebben vaak mildere ziekte), hypertensie, cardiovasculaire ziekte, longlijden, diabetes,
obesitas, maligniteit en een immuungecompromitteerde status;
● Risicofactoren afhankelijk van de presentatie: koorts (> 39 graden), dyspnoe,
verhoogde qSOFA-score;
● Risicofactoren afhankelijk van het laboratoriumonderzoek: neutropenie/lymfopenie
(duidt op het verbruik van deze cellen), verhoogd lactaat, verhoogd CRP en ferritine
(acute fase eiwitten), verhoogd IL-6 (belangrijk pro-inflammatoir cytokine), verhoogd ACE2
en D-dimeer > 1 mg/L (duidt op stollingsactivatie)
Wat zijn de twee meest voorkomende complicaties van een COVID-infectie?
Trombose en secundaire infecties
Je bent longarts. Een 72-jarige vrouw is ca. twee weken geleden positief getest op COVID-19. Inmiddels ligt zij sinds enkele dagen
opgenomen met een bilaterale COVID-19 pneumonie met ernstige kortademigheid en de noodzaak van Optiflow beademing om veel extra
zuurstof te kunnen geven.
Welke van de onderstaande therapeutische strategieën is in deze fase van de ziekte het meest belangrijk?
Afremmen van de immuunrespons
Aan welke 2 receptoren bindt het coronavrius?
ACE2-receptor en TMPRSS2-receptor
Wat is nu het hoofdbestandsdeel van de therapie tegen COVID-19?
Dexamethason
HIV-infectie is een potentiële letale ziekte in HIV-endemische gebieden. Om kinderen te beschermen tegen perinataal verworven HIV bestaan
er vele programma’s of maatregelen die als doel hebben de kans op transmissie van moeder naar kind te beperken.
Welk programma of welke maatregel is het meest succesvol in het terugdringen van HIV transmissie van moeder naar kind?
Anti-retrovirale therapie van de moeder tijdens de zwangerschap
Wanneer wordt er van lymfadenopathie gesproken?
Van lymfadenopathie (vergroting van lymfeklieren) is sprake bij lymfeklierzwelling > 1,0 cm, al of niet pijnlijk.
In welke cellen repliceert het Epstein-Barr virus?
B-lymfocyten
Wat is de pathogene verwekker van kattenkrabziekte?
Bartonella Henselae