Week 3 Flashcards
Om welke 4 redenen is het van belang de ziekteverwekker aan te tonen?
- De verwekker bepaalt de keuze en duur van antimicrobiële therapie
- Gevolgen voor de omgeving. Wanneer een patiënt meningitis heeft veroorzaakt door meningokokken, worden nauwe contacten vaak preventief behandeld
- Epidemiologisch belang. Op deze manier wordt een beter beeld verkregen van de prevalentie en incidentie van een ziekte door een bepaalde verwekker
- Bijzondere infecties kunnen wijzen op verminderde afweer of immuundeficiëntie
Welke onderzoeken kun je het best doen bij bacteriën, welke bij virussen, welke bij schimmels/gisten en welke bij parasieten?
Bacteriën: Kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
Virussen: Serologie en moleculaire diagnostiek
Schimmels/gisten: Kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
Parasieten: Direct preparaat en moleculaire diagnostiek
Wat zijn de voor- en nadelen van microscopisch onderzoek - direct preparaat?
Voordelen:
- Meerdere micro-organismen tegelijk
- Snelle methode
- Met name steriele materialen (liquor) hebben een grote waarde
- Ook niet kweekbare micro-organismen zijn aantoonbaar
Nadelen:
- Weinig sensitief
- Voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling zijn ook andere technieken nodig
Wat zijn de voor- en nadelen van kweek onderzoek?
Voordelen:
- Meerdere micro-organismen
- Aansluitend identificatie en gevoeligheidsbepaling mogelijk
- Redelijk sensitief
- Relatief goedkoop
Nadelen:
- Alleen kweekbare micro-organismen
- Soms arbeidsintensief, met name een virale kweek
- Factoren die het resultaat beïnvloeden: Antimicrobiële therapie en afname en transport patiëntmateriaal
Waar is serologie op gebaseerd?
Op het aantonen van antistoffen van de patiënt tegen een micro-organisme.
Wat zijn de voor- en nadelen van een serologie test?
Voordelen:
- (Ook) voor moeilijk te kweken micro-organismen
- Bepalen van immuniteit/vaccinatierespons
- Relatief goedkoop
Nadelen:
- Nauwelijks geschikt voor acute infectie (meestal een tweede serum nodig)
- Aanvragen van specifieke pathogenen
- Geen antibiogram
- Kruisreactiviteit (pathogenen onderling)
Hoe kan een reactie tussen een dendritische cel en een T-lymfocyt worden beschreven?
Als een immunologische synaps
Welke moleculen zijn een onmisbaar onderdeel van de immunologische synaps?
- HLA-moleculen
- LFA-1
- T-celreceptoren
- ICAM-1
Welke 3 signalen ontstaan er als de T-cel is gebonden met de APC?
- Antigeen peptide signaal (activation): Initiële activatie van de T-cel door interactie tussen TCR en HLA. CD4 versterkt dit signaal.
- Co-stimulatie signaal (Survival): Overlevingsreactie. Co-stimulatie door CD80 of CD86 (maken deel uit van de B7-familie) dat een interactie aangaat met CD28 op de T-cel.
- Differentiatie signaal (differentiation): Door cytokinen, geproduceerd door de APC.
Zorgt CTLA-4 voor activatie of inhibitie?
Inhibitie
Welke eigenschappen passen bij Th1 cellen?
Inducerend cytokine: IL-12 en IFN-gamma
Transcriptie factor: T-bet
Geproduceerd cytokine: IL-2 en IFN-gamma
Welke eigenschappen passen bij Th2 cellen?
Inducerend cytokine: IL-4
Transcriptie factor: GATA-3
Geproduceerd cytokine: IL-4 en IL-5
Welke eigenschappen passen bij Th17 cellen?
Inducerend cytokine: TGF-b en IL-6
Transcriptie factor: RoryT
Geproduceerd cytokine: IL-6 en IL-17
Welke eigenschappen passen bij Treg-cellen?
Inducerend cytokine: TGF-b
Transcriptie factor: FoxP3
Geproduceerd cytokine: IL-4 en IL-5
Naar welke immunoglobuline subklasse wordt geswitcht bij IFN-gamma?
IgG
Naar welke immunoglobuline subklasse wordt geswitcht bij IL-4 en IL-13?
IgE
Naar welke immunoglobuline subklasse wordt geswitcht bij IL-10 en TGF-b?
IgA
Welke 4 immuuneffector mechanismen zijn er (humoraal)?
- Neutralisatie (agglutinatie) via Fab (variabele domein)
- Antilichaam gemedieerde fagocytose: Proces van opsonisatie (via Fc -> constante domein)
- Na binding van antigeen is er complementactivatie
- Na binding van antigeen is er ook sensitisatie van mestcellen, NK-cellen en fagocyten
Welke 4 soorten overgevoeligheidsreacties zijn er?
Type I overgevoeligheidsreactie: Wordt veroorzaakt door mestcellen. Deze binden IgE op hun celmembraan. Wanneer dit IgE een antigeen herkent en crosslinks vormt, wordt de mestcel geactiveerd , waardoor er degranulatie plaatsvindt. Hierbij komt onder andere histamine vrij, wat de allergische symptomen veroorzaakt door onder andere vasodilatatie te induceren. Een voorbeeld is hooikoorts.
Type II overgevoeligheidsreactie: Wordt veroorzaakt door de antilichamen IgM en IgG. Deze binden aan lichaamseigen cellen en zorgen via de Fc-receptor voor activatie van leukocyten en het complement, met als mogelijke gevolgen ontsteking en lysis van de cellen. Een voorbeeld is de ziekte van Graves.
Type III overgevoeligheidsreactie: Wordt veroorzaakt door oplosbare immuuncomplexen. Een immuuncomplex bestaat uit een antigeen en een daaraan gebonden antilichaam. De immuuncomplexen slaan neer in de vaatwanden, waar ze schade veroorzaken. Een voorbeeld is Systemische Lupus Erythematodes (SLE).
Type IV overgevoeligheidsreactie: Wordt veroorzaakt door T-lymfocyten. Deze reactie wordt ook een vertraagd type overgevoeligheidsreactie (DTH) genoemd, omdat het een tijdje duurt voordat de effecten te zien zijn. T-lymfocyten zorgen via onder andere cytokineproductie en cytotoxische granules voor schade aan het weefsel, wat bijvoorbeeld te zien is bij graft-versus-host disease na stamceltransplantaties.
Welk chemokine wijst de B-cel de weg?
CXCL13
Welke 2 chemokines wijzen de T-cel de weg?
CCL19 en CCL21
Via welke chemokine gaat het transport van de geactiveerde T-lymfocyten uit de lymfeklier?
S1P
Wanneer is een acute ontsteking beïndigt?
Als:
- De schadelijke prikkel is geëlimineerd
- Pro-ontstekingsmediatoren zijn gedownreguleerd
- Anti-ontstekingsmediatoren zijn upgereguleerd
- Herstel is gang is gezet
Waar ligt de grens van een acute ontsteking naar een chronische ontsteking?
Bij een week (7 dagen)