Week 5 Flashcards
Strafvorderlijk legaliteitsbeginsel
Artikel 1 Sv
Het wetboek van strafvordering geeft het kader waarbinnen de justitiële afdoening van een strafzaak moet worden verricht.
Accusatoire proces
In dit proces strijden twee gelijkwaardige partijen met elkaar ten overstaan van een lijdelijke, passieve rechter die zich beperkt tot de rol van scheidsrechter.
Inquisitoire proces
In dit proces doet justitie actief aan naar de waarheidsvinding. Hier verschijnen vervolger en beschuldigde niet naast elkaar, maar tegenover elkaar.
Verdachte in materiële zin
Art. 27 lid 1 Sv
Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
Verdacht in formele zin
Art. 27 lid 2 Sv
Degene tegen wie de vervolging is gericht.
Onschuldpresumptie
Een verdacht moet voor onschuldig worden gehouden totdat het tegendeel bewezen is.
Nemo tenetur-beginsel
Als verdachte hoef je niet mee te werken aan je eigen veroordeling.
Grondslag in art. 29 Sv
Cautieplicht
Verdachte moet gewezen worden op zijn of haar zwijgrecht.
Art. 29 lid 2 Sv
Consultatierecht
Verdacht heeft recht om voorafgaand aan zijn eerste verhoor een advocaat te raadplegen
Art. 28c Sv
Pressieverbod
Het verbod op extreme methoden van verhoor