week 3 en 4 Flashcards

1
Q

Waarom moeten dokters iets weten over seks?

A
  • Ziekte of handicap kan seksuele dysfuncties of problemen geven
    • Seksuele klachten soms symptoom van zierkte
    • Seksuele problemen soms met medicijnen of operaties te behandelen
    • Seksuele problemen agv medisch handelen
    • Een fijn seksleven is gezond: betere prognoses, goede preventie, betere therapietrouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de prevalentie van seksuele problemen onder mannen en welke komen het meeste voor?

A

Mannen:
* 11% heeft minimaal 1 dysfunctie
* Voortijdige zaadlozing
* Erectiestoornis

* Risicogroep: oudere mannen > 70 jaar (erectiestoornis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de prevalentie van seksuele problemen onder vrouwen en welke komen het meeste voor?

A

Vrouwen
* 15% heeft minimaal 1 dysfunctie
* Orgasmeproblemen
* Lubricatieproblemen
* Dyspareunie

* Risico groep: jonge vrouwen <25 (50% regelmatig pijn, 11% altijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar heeft de chronische ziekte invloed op op het gebied van seks?

A
  • Het seksueel functioneren:
    → Zin in seks
    → Seksuele opwinding
    → Orgasme
    • De seksuele beleving: wat u voelt en denkt
    • De seksuele partnerrelatie
    • De tevredenheid met het seksleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren hebben invloed op de seksuele tevredenheid?

A
  • Ernst van de ziekte
    • Duur van de ziekte
    • Het aanpassen van het vrijpatroon aan de beperkingen
    • De afwezigheid van knellende normen en waarden
    • Praten over angsten, onzekerheden en wensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar hangt seksuele tevredenheid mee samen?

A

Hangt niet samen met hoe vaak partners geslachtsgemeenschap hebben
Hangt WEL samen met andere vormen van intimiteit en lichamelijkheid (bv tongzoenen, (naakt)knuffelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kijken we vanuit de seksuologie naar seks?

A

Vanuit een biopsychosociaal model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gaat de seksuele anamnese (ezelsbruggetje)?

A

LOOPSS
* Libido (verlangen) –> verminderd, tegenzin, overmatig, waarin
* Opwinding –> mate, ontstaan, duur, lubricatie, erectie, waardoor
* Orgasme –> niet, voortijdig, vertraagd, retrograde, anhedonisch
* Pijn –> waar, wanneer, wat
* Spierspanning –> hyper/hypotonie, bekkenbodem, mictie, defecatie
* Satisfactie –> tevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een retrograde orgasme?

A

Zaad gaat terug in blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een anhedonisch orgasme?

A

Wel fysieke ervaring orgasme maar weinig emotie, dus voelt niet per se prettig aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is dyspareunie?

A

Pijn bij penetratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is vaginisme?

A

Ook pijn bij inbrengen tampon of vinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor aanvullend onderzoek kan je doen bij seksuele problemen?

A
  • Laboratorium: hormonaal onderzoek
    • Beeldvormend: echo/color doppler
    • Psychofysiologisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke lichamelijke voorwaarden zijn er voor seksueel functioneren?

A
  • Geslachtsorganen
    • Bloedvaten
    • Zenuwbanen
    • Bekkenbodem
    • Hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar hebben de androgenen (waaronder testosteron) een faciliterende rol in bij seks?

A
  • Seksueel verlangen
    • Opwindbaarheid
    • Seksuele gedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar worden de androgenen gemaakt bij mannen? En waar bij vrouwen?

A

Man: testes (+ klein beetje bijnieren)
Vrouw: ovaria + bijnieren (50/50)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zorgen de oestrogenen voor bij seks?

A
  • Elasticiteit vaginawand (atrofie)
    • Vochtigheid vaginawand (niet seksueel)
    • Maakt brein ontvankelijk voor androgenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor rol hebben androgenen?

A

Bij mannen en vrouwen hebben androgenen een faciliterende rol.
Bij een seksuele prikkel is er eerder een seksuele betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doet testosteron bij seks?

A

Testosteron maakt brein en genitalia klaar voor seks (arousability, responsivity, gedachten/fantasieën, nachtelijke responsen, genitale sensitiviteit)
Toch is het geen absolute factor! Grote misvatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is er bij laag androgenen?

A

Laag A: moeilijker, niet onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is er bekend over androgenen bij vrouwen?

A

Veel onduidelijk bij vrouwen over androgenen, vooral qua normaalwaarden (lab onbetrouwbaar)

Bekend: bij duidelijke oorzaak (vb ovariectomie, bestraling) –> dan wel negatieve invloed zin/opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke symptomen kan je zien bij een heel laag androgeen niveau?

A

Klinisch testosterondeficiëntie syndroom (bij mannen en bij vrouwen)
* Energie/vitaliteitsverlies
* Geen enkel seksueel resultaat ondanks veel stimulatie
* Stemmingsstoornissen
* Spierkrachtverlies
* Minder seksuele haargroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke neurotransmitters spelen een rol bij seks en wat is hun rol?

A

Dopamine –> romantische liefde, verliefdheid
Oxytocine –> hechting
Vasopressine –> hechting
Serotonine –> lust, orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat moet je doen met medicatie en seksuele dysfunctie?

A
  • Voorlichting
    • Informed decision
    • Bespreken seksualiteit
    • Management
      → Kiezen middel minste bijwerkingen
      → Bespreken seksuele bijwerkingen
    • Behandelen seksuele klachten
      → Wijzigen dosis
      → Wijzigen middel
      → Adjuvante therapie (vb PDE5i (erectiepil of bij vrouwen met seksuele klachten agv antidepressiva))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke veranderingen op seksueel gebied kunnen er ontstaan agv chirurgie?

A

· Anatomische veranderingen: lichaamsbeeld, functiebeperking
· Zenuwschade: sensibiliteit, hormonale schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke veranderingen op seksueel gebied kunnen er ontstaan agv chemotherapie?

A

· Lichaamsbeeld
· Hormonale veranderingen
· Sensibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke veranderingen op seksueel gebied kunnen er ontstaan agv radiotherapie?

A

· Lichaamsbeeld
· Hormonale veranderingen
· Sensibiliteit
· Late schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke seksuele problemen kunnen mensen krijgen agv prostaatkanker?

A

Seksuele problemen als
· Direct gevolg van ziekte: vergrootte prostaat –> erectieklachten
· Indirect gevolg van ziekte: moe, depressief –> minder zin
· Gevolg van behandeling:
→ Verwijdering prostaat –> afwezig ejaculaat
→ Zenuwschade operatie –> erectieklachten
→ Chemo –> hormonale veranderingen, minder zin
→ Radiatie –> late schade, erectieklachten (bv beschadigde bloedvaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is het PLISSIT model?

A

P = permission –> toestemming vragen dat je het over seksualiteit gaat hebben
LI = limited information –> informatie geven bv bij dit ziektebeeld komt dit vaak voor dat er minder zin in seks is
SS = specific suggestions –> tips en adviezen geven
IT = intensive therapie –> bv uitgebreide seksuologiche behandeling
Meeste hulpverleners kunnen bij de meeste patiënten iets met de eerste drie –> 70% van de patiënten geholpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe wordt je seksuoloog?

A

· Arts of psycholoog
· Opleiding seksuologie 2 jaar
· Werkervaring, supervisie
· Herregistratie elke 5 jaar
· Biopsychosociaal –> analyse, hulpvraag, behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat doet de seksuoloog?

A

· Diagnostiek (biopsychosociaal)
→ Welke problemen/vragen hebben cliënten?
→ Wat zijn de oorzaken van deze problemen?
· Signaleren en bespreekbaar maken van problemen en oplossingen
→ Voorlichting geven
→ Informatie verwerken, adviezen geven en controleren
→ Praktische richtlijnen
· Therapie (biopsychosociaal)
→ Welke oplossingen/strategieën zijn er?
→ Welke oplossing kies je?
· Kortom: het puzzeltje leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat doet de seksuoloog qua behandeling?

A

Behandelmogelijkheden
· Sekstherapie: tips, adviezen, alternatieven, aanpassen aan, sensate focus
· Cognitieve therapie
· ‘relatietherapie’
–> kortdurend, klachtgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is bekkenbodemhypertonie?

A

Een te gespannen bekkenbodem
Bekkenbodem speelt rol bij zowel functie als beleving!

34
Q

Wat zijn seksuele dysfuncties?

A

DSM-5: Seksuele dysfuncties zijn stoornissen die het vermogen om seksueel actief te zijn of seksueel plezier te ervaren belemmeren.
Dus problemen in de seksuele respons

35
Q

Welke fases zijn er in de seksuele respons curve?

A
  • Verlangen
    • Opwinding
    • Plateau
    • Orgasme
    • Herstel
36
Q

Wat is het belangrijkste seksuele orgaan van de vrouw?

A

Het clitorale complex

37
Q

Welke seksuele dysfuncties kunnen optreden bij de vrouw?

A

Vrouw
* Stoornis in verlangen en opwinding
* Orgasmestoornis
* Oppervlakkige dyspareunie (provoked vulvodynia)
* Vaginisme
De laatste 2 vallen niet in de seksuele respons, maar zijn wel seksuele dysfuncties

38
Q

Welke seksuele dysfuncties kunnen optreden bij de man?

A
  • Erectiele disfunctie
    • Vroegtijdige zaadlozing
    • Geremde zaadlozing
    • Retrograde ejaculatie
    • Urogenitale pijn
      De laatste valt niet in de seksuele respons, maar is wel een seksuele dysfunctie
39
Q

Wat is een seksueel probleem?

A

Wanneer iemand aan seksualiteit niet beleeft wat hij of zij zou willen beleven
Vb.
* Verschil in seksueel verlangen
* Verschil in voorkeuren van seksueel repertoire
* Orgasmepijn
* Penetratiepijn: kan geen tampon inbrengen maar hoeft geen penetratieseks

40
Q

Wat voor spier is de bekkenbodem?

A

De bekkenbodem is een spierplaat…
Willekeurige spier en een autonome spier

41
Q

Heb je controle over je bekkenbodemspier tijdens het orgasme?

A

Tijdens het orgasme heb je geen controle over de bekkenbodemspier

42
Q

Wat doet de bekkenbodem bij de man tijdens de seksuele respons?

A
  • Gevoel van opwinding: lekker gevoel bij bewust aanspannen en ontspannen
    • Versterken van erectie
    • Verzamelen van sperma in pars prostaticus van de plasbuis: emissie = ejaculatie deel 1 –> in opwindingsfase
    • Expulsie van sperma = ejaculatie deel 2 –> sperma wordt naar buiten gewerkt door bekkenbodemspieren van de man
    • Orgasmegevoel
43
Q

Wat doet de bekkenbodem bij de vrouw tijdens de seksuele respons?

A
  • Gevoel van opwinding: lekker gevoel bij bewust aanspannen en ontspannen
    • Contactgevoel verhogen tussen vagina en penis
    • Orgasmegevoel
    • Ontspannen nodig voor pijnvrije penetratie
44
Q

Welke spieren zorgen voor deel 1 van de ejaculatie bij de man?

A

Levator prostatus (om prostaat) en puborectalis (om rectum heen) –> masseren prostaat en zaadblaasjes om sperma in pars prostatica te krijgen

45
Q

Welke spieren zorgen voor deel 2 van de ejaculatie bij de man?

A

Musculus bulbospongiosus en musculus ischiocavernosus zorgen voor de expulsie van het ejaculaat bij mannen

46
Q

Hebben vrouwen ook een ejaculatie?

A

Kan, ligt aan anatomie vrouw, geen zaadcellen en prostaat dus alleen wat vocht
* Klieren van Skene
* Klieren van Bartholi
–> zorgen voor vochtproductie
* Urine
* Vaginaal opwindingsvocht

47
Q

Wat voor klachten kan hypertonie van de bekkenbodem geven?

A
  • Pijnklachten (orgasmepijn, provoked vulvodynia)
    • Dyspareunie (penetratiepijn)
    • Vagina niet toegankelijk (‘vaginisme’)
    • Vroegtijdige zaadlozing (ejaculatio praecox)
    • Anejaculatie vanwege retrograde ejaculatie (anejaculatie kan ook aspermie zijn na radicale prostatectomie)
    • Erectieproblemen
    • Anisme? (bekkenbodem te gespannen voor anale seks)
48
Q

Wat voor klachten kan hypotonie van de bekkenbodem geven?

A
  • Orgasmeproblemen (moeilijk of niet)
    • Verminderde genitale opwinding
    • Erectieproblemen
    • Verminderd contactgevoel bij penetratie
49
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van bekkenbodemdysfunctie?

A
  • Overgewicht
    • Zwangerschap en gecompliceerde baring
    • Chronisch hoesten
    • Langdurig zwaar tillen
    • Obstipatie en verkeerde perstechniek
    • Operaties
    • Aanlegstoornis (anorectale malformaties of DSD)
    • Neurologische aandoeningen (MS, spierziekten, dwarslaesie)
    • Angstproblematiek
    • Traumatische ervaringen
    • Seksueel misbruik
    • Andere emotionele/relationele factoren
50
Q

Wat zijn kenmerken van vaginisme?

A
  • ‘onwillekeurige’ (onbewuste) spierreactie –> maar kan ook door angst
    • Poging tot penetratie of zelfs alleen al gedachte eraan
    • Situatief of gegeneraliseerd
    • Soms zelf ook penetratieafweer op andere locaties (oren, mond, prikangst)
    • Beter is te spreken over vaginistische reactie
    • Oorzaak: angst (er dreigt gevaar = toename spierspanning)
    • Ondanks dat is zwanger worden toch mogelijk (zelfinseminatie)
    • Vaginistische reactie blijft zonder gerichte behandeling bestaan
51
Q

Wat zijn 3 redenen om door te vragen bij bekkenbodemklachten?

A

1 Mictieklachtem om combinatie met buikpijn, defecatieklachten en/of seksuele klachten: mogelijk seksueel misbruik in de voorgeschiedenis
2 Het doen van LO en met name invasief onderzoek (cytoscopie, vaginaal toucher, rectaal toucher) is vooor patiënten met seksueel misbruik in het verleden veel belastender: kans op (re)traumatisering door het onderzoek, en daarna vermijding van zorg (patient delay)
3 Patiënten met seksueel misbruik in het verleden hebben vaker onbegrepen lichamelijke klachten waar geen oorzaak voor gevonden wordt en waarbij er meer risico bestaat op onnodige verrichtingen van diagnostiek en behandeling, terwijl ze eigenlijk erkenning en een op trauma gerichte behandeling nodig hebben

52
Q

Waar houdt de kinderurologie zich mee bezig?

A
  • Urineweginfecties
    • Aangeboren afwijkingen
    • Blaasfunctiestoornissen
53
Q

Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van antenatale hydronefrose?

A
  • Vesico-ureteraler reflux (VUR)
    • UPJ (uretropejienejunctie) stenose
    • Urethrakleppen
54
Q

Wat gebeurt er bij VUR en wat is primair en secundair?

A

Bij VUR wordt de urine omhoog gedrukt
Primair: normale blaasdruk, afwijking ligt ter hoge van overgang urineleider naar blaas
Secundair: verhoogde blaasdruk

55
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen van reflux bij kinderen?

A
  • Vaak geen klachten
    • Recidiverende urineweginfecties + koorts
    • Achteruitgang van nierfunctie op de langere termijn –> reflux nefropathie
    • Littekens thv nierparenchym –> RR omhoog
56
Q

Hoe stellen we de diagnose van reflux?

A
  • Echografie
    • Mictiecystrethrogram –> katheter met contrast en dan X-foto
57
Q

Wanneer gaan we behandelen bij reflux?

A
  • Niet per se behandeld tenzij klachten
    • Meestal lage dosering antibiotica gedurende lange periode na eerste urineweginfectie
    • Reflux kan op latere leeftijd verdwijnen –> kans op spontane regressie reflux groter bij jongens dan bij meisjes
    • Als ondanks antibiotica toch UWI dan reden om te opereren
    • Als nierfunctie onder 40% ook reden om te opereren
    • Persisterende VUR > IV
    • Weinig compliance van patiënt of ouders
58
Q

Wat zijn de chirurgische mogelijkheden bij reflux?

A
  • Endoscopisch (minimaal invasief met lagere success rate)
    • Open (invasief, maar wel hoge success rate) –> ureter re-implantatie
59
Q

Wat is een UPJ stenose?

A

Congenitale vernauwing aan overgang nierbekken en ureter–> urine kan minder makkelijk aflopen –> stuwing van de nier –> hydronefrose

60
Q

Wat kunnen klachten zijn van UPJ stenose?

A
  • Flankpijn
    • Pyelonefritiden
    • Hematurie
61
Q

Wat is de diagnostiek van UPJ?

A
  • Echo: uitgezet pyelum, nierkelken fors gedilateerd
    • Renogram: lichtreactief medicijn toegediend dat wordt opgenomen en uitgescheiden door nier –> foto’s gemaakt –> zien hoe beide nieren functioneren
62
Q

Wat is de behandeling van UPJ?

A

Pyeloplastiek

63
Q

Wat gebeurt er agv urethrakleppen?

A

Als je plast gaan de kleppen dicht –> blaas moet heel veel kracht zetten –> blaasspier wordt dikker en stugger –> druk in blaas groter –> nog meer spierbundels, dikke blaaswand –> uitmonding ureter in blaas dichtgedrukt –> afvloedstoornis hierdoor en reflux door hoge druk in blaas –> dilatatie nieren –> nierfunctiestoornissen
Slechte longrijping vanwege weinig vruchtwater ook in-uterien –> vaak dood geboren
In-uterien bij hydronefrose en verminderd vluchtwater altijd denken aan urethrakleppen

64
Q

Wat is de behandeling van urethrakleppen?

A

Eerst katheter in blaas brengen zodat de urine af kan vloeien
Daarna met nefrologen en urologen bespreken over toekomst nieren en blaas, of ze wel goed kunnen functioneren

65
Q

Wat is hypospadie en wat zijn de kenmerken?

A
  • Abnormale ventrale ligging meatus (uitgang plasbuis)
    • Ventrale curvatuur penis (= kromstand), vnw huidtekort aan onderkant
    • Ventraal niet gesloten voorhuid, aan de onderkant is die open, ligt als lapje over eikel
    • 1:300 jongetjes
66
Q

Op welke leeftijd opereren we een hypospadie?

A
  • Tussen 6de en 12de levensmaand, vanwege genezingstendens van weefsel op deze leeftijd goed is
    • Kinderen nog niet erg mobiel, dus betere genezing, want gevoelig weefsel
    • Psychologisch voordeel
    • Als het niet vroeg kan dan uitstellen tot leeftijd van 6, dan snappen ze wat meer
67
Q

Wat kunnen complicaties zijn na hypospadiecorrectie?

A
  • Urethro-cutane fistels
    • Meatusstenose
    • Ongeveer 10-15% complicatiekans
68
Q

Hoeveel van de niet ingedaalde testis zijn prematuur, a terme en op leeftijd 1 jaar?

A
  • Prematuur 30%
    • A terme 3%
    • Leeftijd 1 jaar 1%
69
Q

Hoeveel % van de niet ingedaalde testis is palpabel, en waar bevinden die zich vaak?

A

Palpabel - 80%
* Liesregio
* Ectoop (soms)

70
Q

Hoeveel % van de niet ingedaalde testis is niet palpabel, en waar bevinden die zich vaak?

A

Niet palpabel 20%
* In lieskanaal
* Intra-abdominaal
* Afwezig (vanished testis, agenesie)

71
Q

Wat is je DD bij niet ingedaalde testis?

A
  • Retractiele testis (geen operatie indicatie)
    • Open processus vaginalis (geen liesbreuk)
    • Ascensus testis
    • Intersex (DSD)
72
Q

Waarom behandelen we de niet ingedaalde testis?

A
  • Infertiliteit
    • Kans op maligniteit (2%) –> 4x hogere kans op teelbalkanker dan normaal
      → Als balletje in de balzak dan makkelijker voor LO en zelfonderzoek naar teelbalkanker, kans op maligniteit verminderen door operatie kan niet (heel misschien als het voor 1ste levensjaar is)
    • Psychologisch
73
Q

Wat kunnen de gevolgen zijn van neurogene blaas?

A

Spina bifida is vaak oorzaak van neurogene blaas
50 jaar geleden was terminale nierinsufficiëntie de doodsoorzaak nummer 1 bij MMC patiënten

74
Q

Wat zijn de doelen van de behandeling van de neurogene blaas?

A
  1. Behoud nierfunctie door blaasdruk verminderen en urineweginfecties zien te voorkomen
    1. Continentie
    2. Behoud QoL
75
Q

Welke behandelingen zijn er voor neurogene blaas?

A
  • CIC (zelf katheteriseren)
    • Anticholinergica/beta agonisten –> rustiger maken blaasspier
    • Botuline toxine A –> deel verlammen blaasspier –> minder druk –> minder druk op nieren
    • Neuromodulatie
    • Augmentatie/AVS –> vergroting blaas met stukje darm (ileocystoplastiek, grote buikoperatie)
    • Appendico-vesico-stomie zodat zittende patiënt zijn blaas kan legen
76
Q

Wat zijn de meest voorkomende seksuele dysfuncties?

A
  • Zin –> verminderd verlangen
    • Opwinding –> opwindingsstoornis, erectiele dysfunctie, verminderde lubricatie
    • Orgasme –> afwezig (anejaculatie, pre-orgasmie), vertraagd, vroegtijdig, retrograde
    • Dyspareunie en vaginisme
77
Q

Wat doen oestrogenen bij de vrouw?

A
  • Kwaliteit vd huid vagina (atrofie): dagelijkse last
    • Geen invloed lubricatie (na overgang duurt wel langer)
    • Bij voldoende stimulatie + seksuele opwinding –> voldoende lubricatie –> geen dyspareunie
      Oestrogeen maakt lijf klaar voor testosteron (trofische staat urogenitaal systeem, effect op stemming, geen direct effect seksuele responscyclus)
78
Q

Wat is het verschil tussen vaginisme en dyspareunie?

A

Vaginisme:
* Er is geen penetratie mogelijk (mentaal gezien)
* Vermijding speelt grote rol
* Behandelmotivatie vaak pas als er sprake is van kinderwens
* Vergelijkbaar met een fobie
Dyspareunie:
* Men gaat door met PIV seks ondanks de pijn
* Tampons lukten meestal eerst wel, later niet meer
Behandelmotivatie als de pijn dusdadnig erg is dat penetratie niet meer lukt

79
Q

Wat is de behandeling van vaginisme of dyspareunie?

A

NIET
* Medicatie: spasmolytica, laxantia, botox?
* Operatie: verwijderingsplastiek, hymenresectie, neuromodulatie?
WEL
* Bekkenfysiotherapie
* Consult bij ziekenhuis seksuoloog
* Direct verwijzen naar huisarts/GGZ bij verdenking PTSS

80
Q

Wat zijn de kenmerken van bekkenbodemfysiotherapie?

A
  • Mictie/defecatie gedrag
    • Verhogen bewustwording
    • Ontspanningsoefeningen
    • Kracht/coördinatietraining
    • Biofeedback: vaginale/anale probes, ballonnen, en computer, TENS
    • Doorbreken vermijding
    • Andere factoren…?
81
Q

Hoe gaat de operatie van de niet ingedaalde testis?

A

Orchidopexie
* Voor leeftijd 1 jaar
* Inguinale exploratie
* Kans maligniteit na OK = kans maligniteit voor OK

82
Q

Wat zijn urethrakleppen?

A
  • Embryonaal overblijfsel van weefsel in urethra –> kleppen in urethra
    • Als je plast gaan de kleppen dicht
    • Meest voorkomende obstructieve uropathie die tot nierinsufficiëntie bij kinderen leidt
    • Incidentie 1:5 - 10.000 jongens
    • Ontstaat vanaf de 7de zwangerschapsweek
    • Intra-uteriene diagnose vanaf de 20ste zwangerschapsweek mogelijk
    • Geen genetische predispositie