Week 3 Flashcards
1
Q
hoe is de relatie tussen de t-statistic en de F statistic?
A
t² met df = d
is gelijk aan
F met df1=1 en df2= d
2
Q
bij één coefficient, hoezo is t statistic beter dan F statistic?
A
F statistic kan geen uitspraak maken over de richting van het verband
> je kan dus geen gebruik maken van eenzijdige alternatieve hypothesen
3
Q
3 problemen van multicollineariteit
A
- bij toevoeging extra predictor neemt R bijna niet toe omdat dezelfde variantie in y verklaart
- moeilijk om belang afzonderlijke predictor te bepalen omdat effecten van predictoren vervlochten
- veroorzaakt toename in de SE van de b’s > hierdoor wordt de regressie voorspelling instabiel
4
Q
lineaire regressie: 2 aannamen over het verband tussen voorspelde en waargenomen y
A
- homogene variantie, voor elke voorspelde waarde ydakje is residuele variantie zelfde
- lineariteit: de verwachte waarden bij instelwaarden van x liggen op een rechte lijn