Week 3 Flashcards

1
Q

Cultuurafstemmingsmodel

A

Rigide:
- Vastleggen (afspraken)
- Voelen (gevoelswereld)
Fluide:
- Ontvouwen (liminale ruimte)
- Uiten (creatieve expressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe cultuur oneigenlijk gebruikt wordt

A

Cultuur wordt oneigenlijk gebruikt als
- Metafoor
- Excuus
- Etiket/label

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Denkfout van cultuur

A

Cultuur beïnvloed alles, maar het zit eigenlijk gewoon in ons hoofd en het doet niks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Continue onderlinge coördinatie van aandacht en gedrag

A

Wat er tussen mensen gebeurt.
Bij intrinsiek sociale groepen: je ziet duidelijk observeerbare elementen van gedrag en rollen. Buitenstaanders blijven erbuiten. Je zintuigen worden hierin automatisch op elkaar afgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lichamen

A
  • Biologisch lichaam
  • Expressief lichaam: hoe we ons uiten. Hiermee stem je gedrag op elkaar af.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vormen van afstemming

A
  • Afspraken
  • Conventies: ongeschreven regels of normen.
  • Arrangementen: afstemming zonder taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Werkgerelateerd leren

A

Formele en informele leeractiviteiten waarbij medewerkers competenties ontwikkelen en/of verbeteren gerelateerd aan het werk.
- Formeel: expliciet de bedoeling om te leren.
- Informeel: leren is bijproduct van het werk.
Grijze tussenzone: afhankelijk van hoe gestructureerd de leeractiviteit is en er leerdoelen zijn geformuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plekken om te leren

A
  • On the job: terwijl je werkt: informeel werkplekleren of formeel werkplekleren.
  • Off the job: buiten je werkplek: formele training.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fasen van het trainingsproces

A
  • Voer een behoeftediagnose uit
  • Formuleer doelstellingen
  • Ontwerp en geef de training
  • Optimaliseer transfer
  • Evalueer de training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behoeftenanalyse

A

Identificeren trainings- en ontwikkelingsbehoeften. Moet in lijn staan met strategische doelen van de organisatie en is een continu proces.
Op 3 niveaus:
- Organisatie: hoe kun je hiermee de organisatiestrategie realiseren?
- Functie: wat zijn de vereiste competenties?
- Personen: we heeft de training nodig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trainingsontwerp

A

Inhoud en methode van de training.
Vormen:
- Trainer-centered: overdracht van kennis
- Trainee-centered: diepgaand actief leren
- E-learning: flexibel en zelfstandig leren
- Teambuilding: vertrouwen en samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transfer

A

Mate waarin deelnemers aan een training de competenties die verworven zijn kan toepassen in geschikte settings.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Training evalueren

A

Twee doelen:
- Effectiviteit meten
- Efficiëntie meten
Op 5 niveaus:
- Reactie: perceptie deelnemers
- Leren: leerimpact deelnemers
- Gedrag: gedrag op werk van deelnemers
- Resultaten: effect op organisatiedoelstellingen
- ROI: financiële return on investment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly