Week 1 Flashcards
Attitudes
Een attitude is een evaluatie: een oordeel over iets of iemand. Positieve en negatieve attitudes zijn een belangrijke voorspeller van gedrag.
Typische attitudes binnen OG
- Werkattitude: beoordeling over hoe iemand zich voelt of denkt over een werkgerelateerd construct.
- Werktevredenheid: hoe iemand zich voelt of denkt over alle aspecten van hun werk.
Commitment
Mate waarin werknemer lidmaatschap in de organisatie waardeert:
- Affectief: emotioneel
- Continuance: veel te verliezen
- Normatief: normen.
Theory of planned behavior (Ajzen, 1991)
Gedrag dat je toont hangt af van:
- Attitude t.o.v. het gedrag
- Subjectieve norm
- Controle over stellen gedrag
Cognitieve dissonantie
Gedrag is niet altijd consistent met attitudes. Dit ervaren we als ongemakkelijk en willen we oplossen:
- Verandering attitude/gelood
- Verandering gedrag
- Verandering perceptie gedrag
Resultaat is minder dissonantie (psychological relief)
Persoonlijkheid
Stabiele verschillen tussen mensen. Beïnvloedt de manier waarop we omgaan met eisen, middelen, enz. op het werk. Wordt bepaald door interactie, genen en de omgeving.
Vaak zichtbaar in zwakke situaties: losse gedefinieerde rollen, weinig regels, zwakkere contingenties (straf).
Galton’s (1884) lexicale hypothese
Mensen praten over wat ze belangrijk vinden. Als een verschil opvallend en belangrijk wordt gevonden dan zal hier na een tijd een woord voor bestaan.
Allport en Oldbert (1936)
Galton is de basis voor deze theorie. Systematische analyse van de Engelse taal: 17935 persoonlijkheidsbeschrijvingen, 4504 woorden als eigenschappen.
Cattell (1943)
Reduceerde de lijst van Allport en Oldbert van 4504 naar 171. Factor analyse om onderliggende dimensies te identificeren.
Exploratieve factoranalyse (EFA)
Statische techniek om onderliggende structuren te ontdekken in een grote hoeveelheid geobserveerde variabelen. Statische criteria: bij de ‘knik’ stoppen we.
Theoretische criteria: interpreteerbaarheid van de gevonden clusters.
Big five model
5 basisfactoren met elk een aantal subfacetten:
- Conscientieusheid (georganiseerdheid)
- Inschikkelijkheid (vriendelijkheid)
- Extraversie (spraakzaam en assertief)
- Emotionele stabiliteit
- Openheid
De stabiliteit van je persoonlijkheid
Traditioneel: alleen verandering
Roberts et al: meta-analyse persoonlijkheidsverandering: per factor kun je ze op andere tijden ontwikkelen. Het verandert door werk en sociale rollen bijvoorbeeld.
HEXACO
extra factor dan big five.
- Honesty humility: eerlijkheid.
Dark triad
Laag scoren op honesty humility.
- Narcisme: grootheidswaanzin
- Machiavellianisme: gebrek aan empathie en veel charisma.
- Psychopathie: lage empathie en angst (lagere emoties).
Dark side van de bright side (valkuilen big five)
De valkuilen van de big five:
- Conscientieusheid: te weinig risico’s en perfectionistisch.
- Extraversie: te assertief, snel afgeleid en oppervlakkige gesprekken.
- Agreeableness: conflictvermijdend, meer met gevoelens van andere dan eigen.
- Emotionele stabiliteit: gebrek aan passie.
- Openheid: snel afgeleid.
Selectie
Op een kwalitatieve en kwantitatieve manier gegevens verzamelen om een keuze te maken voor een functie.
Goede testinstrumenten:
- Gestandaardiseerd
- Objectief
- Genormeerd
- Betrouwbaar: consistent
- Valide: meet wat het moet meten
Conceptualisatie
Tijdens een gesprek kun je beter dingen over jezelf zeggen met context: “ik let op details” is minder betrouwbaar dan “ik let op details op mijn werk”
MYERS-BRIGGS type indicator (MBTI)
Persoonlijkheidsvragenlijst. Deelt mensen op in 16 types op basis van 1 kant van 4 dimensies:
- Extraversie of introversie
- Sensing of intuition
- Thinking of feeling
- Judging of perceiving
Geloof in een model
- Barnum-effect: iedereen herkent zich in vage herkenbare teksten.
- Bandwagon-effect: mee met de massa.
- Experts gebruiken het, dus dan zal het wel kloppen.
DISC-model
- Dominant
- Invloed
- Stabiliteit
- Conformisme