Week 2 Flashcards

1
Q

Motivatie

A

Opwekken, sturen en onderhouden van menselijk gedrag om een doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Carrots and Sticks (Skinner)

A

4 manieren om gedrag te sturen.
Op de y-as heb je staan of je iets toevoegt of wegneemt en op de x-as staat of het een bekrachtiging of een straf is.
Toegepast op het werk:
- Bonus: bekrachtiging en iets toevoegen.
- Thuis mogen werken: bekrachtiging en iets afnemen.
- waarschuwing: straf en iets toevoegen.
- Uitgesloten van deelname aan iets: straf en iets afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vroom’s expectancy model

A
  • Inspanning
    Tussen: verwachting: kans dat jouw inspanning het doel haalt: zelfvertrouwen, vaardigheden en hulpbronnen.
  • Doel
    Tussen: instrumentaliteit: kans dat het doel leidt tot de prestatie.
  • Uitkomst
    Bij de uitkomst: valentie: waarde die je aan de uitkomst hecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goal setting theory Clocke & Latham

A

Het soort doel dat je stelt bepaalt de prestaties. Moeilijkere en specifiekere doelen hebben meer effect. Ook belang van feedback en traceerbaarheid.

Waarom?
- Aandacht op doelgerichte activiteiten
- Daad bij woord voeren
- Meer doorzettingsvermogen
- Gebruik actieplannen en strategieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Management by objectives (MBO)

A

Systematisch doelen stellen in samenspraak met medewerkers (bottom-up en top-down). Dit verhoogt de productiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelf-determinatie theorie (ZDT) (Deci & Ryan)

A

Mensen functioneren optimaal wanneer autonomie, competentie en verbondenheid vervuld zijn. Behoeftebevrediging leidt tot autonome motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motivatiesoorten

A

Extrinsieke motivatie:
- Externe regulatie: externe beloningen, straffen en verwachtingen
- Geïntrojecteerde regulatie: interne beloningen, straffen en verwachtingen.
^ gecontroleerde motivatie

  • Geïdentificeerde regulatie: activiteit is persoonlijk belangrijk of waardevol.
  • Geïntegreerde regulatie: belang activiteit onderdeel van eigen waardepatroon.
    Intrinsieke motivatie
    ^autonome motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Familiemotivatie

A

Intrinsiek gemotiveerde kijken neer op extrinsiek gemotiveerde.
Sommige banen zijn nou eenmaal niet intrinsiek motiverend. Mensen zoeken hun purpose dus ergens anders: familiemotivatie/prosociale motivatie.
Je doet het hierbij om anderen te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Jobs characteristics model

A

Banen motiverender maken:
- Variatie in vaardigheden
- Taakidentiteit
- Taakbetekenis
- Autonomie
- Feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Job crafting (Wrzesniewski & Dutton)

A
  • Taken: aanpassing mbt hoe je een taak doet.
  • Relaties: hoe en met wie ga je om.
  • Cognities: hoe je denkt over een taak.
    Met deze factoren probeer je het werk betekenisvoller te maken. Dit zorgt voor meer motivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Organisatiecultuur

A

Veel organisaties zijn bezig met cultuurverandering:
- Strategie
- Structuur: afhankelijk van strategie
- Cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Niveaus van analyse: cultuur

A
  • Macrocultuur: nationale cultuur, professionele cultuur.
  • Organisatiecultuur: vaak meerdere in grote organisaties.
  • Subcultuur: team-/afdelingscultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hofstede (2011) over cultuur

A

Cultuur is “collective programming of the mind”. Er zijn 6 dimensies van nationale cultuur:
- Power distance
- Individualism
- Motivation towards achievement and succes
- Uncertainty avoidance index
- Long term orientation
- Indulgence (hoog: leven in het nu)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schein (2017) over cultuur

A

Schein was kritisch op Hofstede: je kunt cultuur niet meten. Gemiddeldes van landen op de scores zegt niks over individuele mensen.
Cultuur: “accumulated shared learning”: je loopt tegen dingen aan en lost ze op. Zo vormt een omgang met elkaar: organisatiecultuur.
Cultuuranalyse: als een ui in lagen
- Artifacten: alles dat zichtbaar is.
- Beleden waarden: waarden vanuit de organisatie.
- Onderliggende basisassumpties: kernwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Organisatieverandering (en niveaus van verandering)

A

Verandering van de organisatiecultuur is een natuurlijk proces. De aangrijpingspunten van organisatieverandering zijn strategie, structuur en cultuur.

Niveaus van verandering:
- Individueel
- Groep
- Organisatie
- Maatschappij
Bij geplande en intentionele verandering moet je zelfbewust en bekwaam bijdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Field theory (Lewin, 1947) (3-step model)

A

Het is een krachtenveld met een quasi-stationair evenwicht. De krachten voor verandering staan tegenover de krachten tegen verandering.

3-step model:
1) Unfreeze: motiveren
2) Change: try & error (zoekproces)
3) Refreeze: nieuw standaard

17
Q

8-stappenmodel Kotter (1996)

A

1) Establish a sense of urgency
2) Form a powerful guiding coalition (mensen met gezag)
3) Create a vision
4) Communicate the vision
5) Empower others to act on the vision
6) Plan for an create short term wins
7) Consolidate improvements and produce more change
8) Institutionalize new approaches

18
Q

Beer’s 6-step change management model

A

1) Probleem goed begrijpen
2) Ontwikkel een verandervisie
3) Creeer draagvlak
4) Voer de verandering uit
5) Veranker de verandering
6) Evalueer en stuur bij

19
Q

Appreciative Inquiry (AI): Cooperrider & Srivastva (4)

A

1) Ontdekken
2) Dromen
3) Ontwerpen
4) Waarmaken

20
Q

Judon’s 5 steps

A

1) analyzing and planning the change
2) communicating about it
3) gaining acceptance for the required changes particularly in behavior
4) making the initial transition from the status quo to the new situation
5) consolidating the new conditions and continuing to follow-up to in- stitutionalize the change.

21
Q

Kanter, Stein, and Jick’s 10 Commandments

A

1) Analyseer de organisatie en veranderbehoefte
2) Creeer een gedeelde visie
3) Laat het verleden los
4) Creeer urgentie
5) Sterk leiderschap
6) Zoek politieke steun
7) Maak een implementatieplan
8) Zorg voor ondersteunende structuren
9) Communiceer open en eerlijk
10) Veranker de verandering

22
Q

Hiatt’s ADKAR Model (4)

A

1) Awareness
2) Desire
3) Knowledge
4) Reinforcement

23
Q

Reacties op verandering

A
  • Compliance (gehoorzamen)
  • Committeren
  • Verzetten
24
Q

Omgaan met weerstand

A
  • Trainen: wil wel maar kan niet
  • Confronteren: wil niet en kan niet
  • Sponsoren: wil wel en kan wel
  • Coachen: wil niet en kan wel