Week 3 Flashcards

1
Q

Wat zijn incretines?

A

Incretines worden door de darm gemaakt als je (glucose) eet en zorgen voor insuline afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar worden incretines geproduceerd?

A

De productie vindt plaats uit endocriene cellen op het epitheel van de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten incretines kennen we?

A

GLP-1 (glucagon-like peptide-1)
GIP (glucose-dependent insulinotropic peptide/gastric inhibitory peptide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen GLP-1agonisten en wat zijn nadelen?

A

GLP-1 agonisten zorgen dat de glucosespiegel lager ligt
Nadelen als medicijn: GLP-1 is een eiwit en heeft een lage halfwaardetijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke medicijnen werken in op GLP-1/lijken erop en wat zijn voor-/nadelen ervan?

A

DDP-4 remmer, het remt de afbraak van GLP-1 door DDP-4
Exenatide is een stofje wat erg op GLP-1 lijkt en niet wordt afgebroken door DDP-4
Voordeel van deze middelen: patiënten vallen af maar hebben geen hypoglykemie
Nadeel is dat ze alleen voor DM2 werken, DM1 heeft geen bètacel functie/insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt Roux-en-Y-gastric bypass en wat is het effect?

A

Het is bariatrische chirurgie waarbij een deel van de maag wordt aangesloten op de dunne darm
> bypass maag en duodenum, maar die blijven wel zitten voor stoffen en hormonen
Effecten: tot 25% gewichtsverlies op lange termijn door verkleining maag en verandering hormoonafgifte wat kan leiden tot vitamine deficiënties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn doelen van de behandeling van diabetes?

A

Normaliseren bloedsuikerspiegel tussen de 4 en 8 mmol/L (lange termijn <53mmol/mol)
Het behandelen van symptomen zoals dorst, uitdroging, moeheid en vermagering
Voorkomen chronische complicaties van diabetes
Voorkomen dat er hypo- en hyperglycemieën optreden (korte termijn complicatie)
Zorgen dat iemand een zo normaal mogelijk leven kan leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn behandelingsmogelijkheden voor diabetes?

A

Dieet: weinig suiker, langzaam resorbeerbare koolhydraten, veel vezels, weinig vet
Lichamelijke activiteit: spiermassa is belangrijk voor insulinegevoeligheid
Tabletten: metformine, verhoogd gevoeligheid insuline, wel maag-darmklachten
SU derivaten zorgen voor meer afgifte insuline, niks op lange termijn, toename gewicht
SGLT2-inhibitor remt SGLT1 in de nier waardoor je suiker verliest in de urine, afname gewicht en werkt als diureticum > effectief tegen hart- en nierfalen
Injecties: insuline inspuiten in subcutaan vet of GLP-1 analogen inspuiten, in plaats van injecties zijn er ook sensoren en pompen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 insulinevormen worden vaak gebruikt?

A

Kort- (novorapid) en langwerkend (lantus)
Deze worden gecombineerd gebruikt om het basale insuline en de pieken na te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom gebruiken we voor DM-behandeling liever tabletten dan injecties?

A

Het is minder invasief, goedkoper en werkt op lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke factoren hebben invloed op de opnamesnelheid van insuline bij een injectie?

A

De plaats van de injectie > subcutaan, niet spier
De temperatuur > hoe hoger hoe beter?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat DM2?

A

In het begin stijgt insulinesecretie en -resistentie, dan daalt de secretie, maar blijft de resistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is diabetes?

A

Diabetes is een ontregelde/verhoogde bloedglucose
DM1: pancreas (bètacellen) maakt geen insuline
DM2: insuline deficiëntie/-resistentie, naarmate de tijd vordert neemt de pancreasfunctie af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn verschillen tussen DM1 en 2?

A

DM1 zijn jong, slank, gebruiken ketonen, direct insuline behoeftig, antistoffen+; DM2 zijn ouder, overgewicht, geen directe insuline behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor klachten geeft diabetes?

A

Glucosurie, polyurie, polydipsie, polyfagie, gewichtsverlies, slapte, moeheid, jeuk bij uitdroging, infecties, diabetische ketoacidose (DM1), wazig zien (DM2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe diagnosticeer je diabetes?

A

HbA1C > 48 mmol/mol
FPG/IFG > 7
IGT > 11
glucose plasma > 11 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe meet je prediabetes?

A

Impaired fasting glucose (IFG) = nuchter glucose 5,6-6,9 mmol/L
Impaired glucose tolerance (IGT) = 2h plasma glucose tijdens 75g OGTT 7,8-11 mmol/L
HbA1C = 39-48 mmol/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor cellen bevatten de eilandjes van Langerhans en welke hormonen maken ze?

A

α > glucagon
β > insuline, proinsuline, C peptide, amiline
δ > somatostatine
F > pancreatische polypeptide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 onderdelen heeft de insulineafgifte?

A

Basale insuline, 1e fase (met al aanwezig insuline) en de 2e fase (nieuw insuline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet insuline?

A

Insuline reguleert glucose transport over de membraan, stimuleert glycolyse, glycogeen synthese, opslag vet en eiwitsynthese, het remt glycogenolyse, gluconeogenese, de afbraak van vet/het vrijkomen van vetzuren en de eiwitafbraak

21
Q

Wat is HbA1C en waarvoor wordt het gebruikt?

A

HbA1C is het geglycosyleerd Hb, je meet de gemiddelde bloedglucose van 6-8 weken terug, omdat rode bloedcellen 2-3 maanden leven en wordt gebruikt om de behandeling te monitoren

22
Q

Wanneer is HbA1C verhoogd en wat is de streefwaarde?

A

> 48 is verhoogd, streefwaarde is <53 bij mensen jonger dan 70 jaar of ouder en onder behandeling,
54-58 bij mensen ouder dan 70 jaar met een ziekteduur korter dan 10 jaar en 54-64 bij mensen met een ziekteduur langer dan 10 jaar

23
Q

Wat zijn korte termijn complicaties van diabetes?

A

Korte termijn gevolgen van diabetes zijn hyper- en hypoglycemie:
Hyper-: hyperosmolaire ontregeling en ketoadicose/DKA (DM1)
Hypo-: door behandeling

24
Q

Wat is een keton?

A

Keton = zuur dat aangemaakt wordt wanneer vetten als energiebron gebruikt worden = dodelijk bij DM1 als insuline gestopt wordt

25
Q

Wat is een OGTT

A

OGTT = orale glucose tolerantie test

26
Q

Wat zijn de zorgkosten van diabetes?

A

Zorgkosten van diabetes zijn 1,6 miljard euro aan directe kosten, 1,3 miljard euro indirect

27
Q

Wat zijn micro- en macrovasculaire complicaties van diabetes?

A

Microvasculaire complicaties (DM1): retinopathie, nefropathie en neuropathie
Macrovasculaire complicaties (DM2): MI, claudicatio intermittens, herseninfarct
Diabetische voet is een mix van de 2
Ze worden erger bij hogere bloedsuiker

28
Q

Wat is retinopathie en hoe is het in te delen?

A

Beschadigd netvlies door slechte doorbloeding
Niet-proliferatief: vaten zijn er nog > microaneurysmata, puntbloeding, exudaten
Proliferatief (macula-oedeem): er is neovascularisatie > hypoxemie, blindheid

29
Q

Wat zijn risicofactoren voor retinopathie?

A

Hyperglykemie, bloeddruk, roken, dyslipidemia, proteïnurie, zwangerschap, diabetes

30
Q

Welk onderzoek gebruik je bij retinopathie?

A

Fundusscopie/-foto, fluorescentieangiografie

31
Q

Wat is nefropathie en wat zijn verschijnselen?

A

Mesangiale expansie, verdikking van de basaalmembraan en podocyt schade > glomerulosclerose
Verschijnselen: albuminurie en slechte nierfunctie

32
Q

Wat zijn risicofactoren voor nefropathie?

A

Hyperglykemie, leeftijd, bestaande slechte nierfunctie, roken, obesitas, diabetes

33
Q

Wat is polyneuropathie en welke vormen zijn er?

A

Zenuwschade, neuropathie is complex, multifactorieel en reversibel, hyperglycemie heeft direct effect
Er is perifere- (extermiteiten) en autonome dysfunctie

34
Q

Wat zijn gevolgen van neuropathie?

A

Microangiopathie (vasculaire schade, ischemie, oxidatieve stress), flux polyolen in Schwann cellen/axonen, glycolysering zenuweiwitten (neurofilamenten), tekort groeihormonen

35
Q

Wat zijn verschijnselen en complicaties van perifere neuropathie?

A

Verschijnselen: symmetrisch verlies sensibiliteit, pijn, paresthesie
Complicaties: wonden/ulcera, verlies spierinnervatie > standsafwijkingen

36
Q

Wat zijn symptomen van autonome dysfunctie?

A

Cardiovasculaire symptomen: rusttachycardie, verminderde inspanningstolerantie, orthostatische hypotensie, liggende hypertensie, pijnloze myocardischemie, QT tijdverlenging, aritmie, LV dysfunctie, sudden death
Gastro-intestinale symptomen: dysfagie, diarree, obstipatie, sphincter dysfunctie, vertraagde maagontlediging > hyper-/hypoglycemieën

37
Q

Wat zijn uitingsvormen van diabetische voet en wat zijn gevolgen?

A

Wond, ischemie en infectie
Gevolgen: ulcera, infecties, Charcot voet (artropathie), osteomyelitis/amputaties

38
Q

Hoe is het risico op macrovasculaire complicaties te berekenen?

A

Met de Framingham risk score, UKPDS risk engine en SCORE

39
Q

Hoe voorkom je complicaties van diabetes?

A

Suikerregulatie door HbA1C en strikte glycemische controle, leidt tot microvasculair 20% afname, macrovasculair 6-16%, maar ook 22% toename mortaliteit
Verder risicofactoren verbeteren: leefstijl, BMI, bloeddruk, lipiden, stop roken, remmen albuminurie (ace-remmer/ARB), goede voetzorg (schoeisel)
Advies bewegen: minimaal 5 dagen/week 30 minuten actief bewegen

40
Q

Wat voor controles ondergaat iemand met hoge bloedsuiker?

A

Elke 3 maanden HbA1C
Jaarlijks bloeddruk, voeten, lab, oogarts

41
Q

Diabetes heeft een multidisciplinaire aanpak, wat voor beroepen werken mee?

A

Arts, diabetesverpleegkundige, diëtist, psycholoog, oogarts, vaatchirurg, cardioloog, neuroloog, pijnpoli, voetenpoli, podotherapeut, pedicure

42
Q

Welke organen werken alleen op glucoseverbranding?

A

Hersenen, nieren en rode bloedcellen

43
Q

Wat is insuline resistentie?

A

Een abnormale reactie op endo-/exogeen insuline

44
Q

Hoe meet je het effect van insuline?

A

Het is te meten door de steady state te meten: glucose in = glucose uit:
Infuus met glucose en insuline > bloedsuikerspiegel moet gelijk blijven

45
Q

Waardoor kan insulineresistentie ontstaan?

A

Insulineresistentie kan ontstaan prereceptor-, receptor-, postreceptor-level of bij GLUT4:
Insuline bindt aan de receptor en activeert IRS, die activeert GLUT4 (> influx glucose) en stikstofoxide activatie (> vaatverwijding)

46
Q

Wat is het metabool syndroom?

A

Alle processen voor diagnostisering van DM en alles erna

47
Q

Wat zijn de criteria voor metabool syndroom?

A

Toegenomen buikvet (afhankelijk van geslacht)
Hypertensie
Verhoogde glucosewaarde
Verhoogde triglyceride
Verlaagd HDL-niveau (afhankelijk van geslacht)
3/5 criteria betekent metabool syndroom
De waardes verschillen met etnische afkomst

48
Q

Welke risico’s brengt het metabool syndroom met zich mee?

A

2x meer kans op CVD (5-10 jaar), 5x meer kans op DM2 (5 jaar), 1,5x meer kans op sterfte, verhoogde kans op kanker (M: lever en darm, V: endometrium, pancreas, borst, rectaal, lever en darm)

49
Q

Wat is de behandeling van metabool syndroom?

A

Gewicht, beweging, voeding en risicofactoren (d.m.v. het leefstijlroer)