week 3 Flashcards

1
Q

normatieve besliskunde

A

Opstellen van formele modellen om het beslissingsproces optimaal te laten verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beschrijvende besliskunde

A

Hoe mensen daadwerkelijk beslissingen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

subjectieve waarde

A

Het nut en de subjectieve kans (de waarschijnlijkheid van dit nut). Een normatief model waarin het idee van nutsmaximalisatie en de juiste keuze maken centraal staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

affect als info

A

gevoelen hebben invloed op keuze. Positieve gevoelens, mildere keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

representatie heuristiek

A

Een gebeurtenis lijkt waarschijnlijker wanneer deze een representatieve afspiegeling vormt van de betreffende categorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beschikbaarheidsheuristiek

A

Hoe makkelijk je een voorbeeld kan bedenken, hoe vaker het voorkomt. Maar levendige informatie kan statistische informatie verdrukken en zo de keuze beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

simulatie heuristiek

A

Gebeurtenissen die we ons makkelijk kunnen voorstellen zijn cognitief toegankelijk en beïnvloeden ons daardoor onevenredig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anker en aanpassing

A

In een onzekere situatie kunnen we een referentiepunt zoeken en intuïtieve aanpassingsstrategieën gebruiken om de onzekere situatie op te lossen. Werkt enkel als het anker relevant is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

base rate fallacy

A

Als er algemene info en specifieke info wordt gedeeld focussen mensen op de specifieke en laten de andere informatie achterwege. (Wat voor beroep heeft een slim persoon?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Framing

A

Formuleren van een probleem in bepaalde termen die zorgen dat bepaalde delen meer waarde krijgen. AKA 60% overleefd vs 40% overlijdt. Zelfde gegevens maar overleven voelt hoopvoller aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

confirmation bias

A

De neiging van mensen om informatie te zoeken die je idee bevestigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

prospect theorie

A

Mensen hebben een aversie tegen verlies. Bij verlies geven we de voorkeur aan risico en bij winst de voorkeur aan zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fear then relief

A

Een techniek waarbij eerst milde angst word aangejaagd om vervolgens de bron van de angst weg te nemen. De wisseling tussen emoties zorgt dat mensen even van slag zijn en zich laten leiden door automatismen, gewoontes en situationele aanwijzingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

disrupt then reframe

A

Gericht op het verstoren van het kritisch denken. Eerst verwarring zaaien en dan de boodschap geven dat het b.v. een koopje is.

B.v. de kaarten kosten 300 ct. dat is 3 euro. Het is een koopje. Door eerst de 3 euro vertaald te hebben in centen ontstaat er verwarring en daardoor kunnen mensen minder kritisch nadenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wederkerigheid

A

Norm die stelt dat je voor iemand terugdoet wat hij of zij voor jou heeft gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door in the face

A

Een voorstel doen dat zeker nee krijgt, om dan een tweede kleiner voorstel te doen. Valt op wederkerigheidsprincipe, mensen voelen zich schuldig voor de eerste nee dus zeggen sneller ja op het tweede

17
Q

that’s not all

A

eerst een aanbod, gevolgd door direct een beter aanbod. Diegene voelt dat jij een stap richting hem hebt genomen en wil dit terugdoen (wederkerigheid). ook contrast principe want vergelijken met ander voorstel.

18
Q

foot in the door

A

Als mensen al ja hebben gezegd op het eerste willen ze graag consistent blijven en zeggen dan ook ja op het tweede.